189
voren had het fonds kennis gekregen van een beweren van de Al-
gemeene Rekenkamer, dat, wanneer de toestand van het fonds niet
zoo gunstig was als de deelgenooten wel zouden wenschen, de schuld
daarvan geenszins bij de Regeering lag, maar wel bij de directie,
die wel de volkomen zuivere toepassing van het in 1862 in wer
king gebrachte stelsel herhaaldelijk afkeurde, maar nimmer eene po
ging deed, om iets beters in de plaats te stellen. Dit kwam overeen
met hetgeen de Directeur van Financiën (1), zooals nu ook bleek,
reeds had gezegd in 1884, n.l. dat de directie reeds bij herhaling had
te kennen gegeven, dat zij bezwaren had tegen het stelsel, dat bij
artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1862 No. 9, ter bepaling van
de jaarlijksche contributie aan het fonds, was aangenomen, zonder
evenwel tevens de middelen aan te geven, om verbetering aan te
brengen.
Natuurlijk kon het fonds die ernstige beschuldiging niet op zich
laten rusten. Het wees op een schrijven, dat het, als ik mij niet vergis,
in September 1882 ontving en waarin nog geene ernstige bezorgdheid
over den financieelen toestand van het fonds doorstraalde en waarin
nog was getracht de gunstige werking van het besluit van 1 Januari
1862 te betoogen; op artikel 59 van het reglement, dat zegt, dat
de directie eenmaal 'sjaars een verslag van den staat van het fonds
den Gouverneur-Generaal aanbiedt, en daarbij zoodanige consideratiën
voegt, als zij in het belang van het fonds oordeelt, aan welk voor
schrift zij niet slechts reeds in 1863, maar ook later van en met
1867 bij het aanbieden der balans over een vorig jaar herhaaldelijk
voldeed, door met omschrijving van redenen in overweging te geven,
af te wjjken van de voorschriften, vervat in het besluit van 1862
en de contributie te verhoogen, dan wel door te zeggen, dat zij van
het in overweging geven van zoodanige verhooging alleen terugge
houden werd door het vruchtelooze van haar telkens herhaald pogen (2)
tot het doen aanbrengen van verbetering. Tevens vroeg het fonds
(1) Dr. de Roo.
(2) Vermoedelijk vond het niet voldoende acht slaan op de vertoogen van het
fonds, zijne oorzaak in het te veel hechten aan de adviezen van ten minste één der
autoriteiten, die later trachtten het fonds verantwoordelijk te stellen voor het niet
intrekken van het besluit van 1862.