192 Uit de bewering van den Heer Kielstra, reeds meer dan twintig jaren geleden, (Ind. Mil. Tijdschrift No. 2 van 1873) geuit: „dat de tegenwoordige regeling der contributiën stellig verkeerd en „op den duur onhoudbaar is;" en de toelichting op die woorden „onze voorgangers betaalden te veel; zij gaven 6°/0 van hunne in komsten voor het onderhoud van een betrekkelijk gering aantal weduwen „wij betalen te weinig, omdat wij kunnen rekenen op hetgeen van vroeger „is overgeschoten leidt de heer Dr. de Roo af, dat het toen en nog later niet als een eenvoudigen en vasten regel werd erkend, dat in elk pensioenfonds minstens evenveel kapitaal aanwezig moet zijn, als noodig is, om de reeds toegekende pensioenen tot het einde toe te betalen. Ik ben het met die afleiding volstrekt niet eens. Re Heer Dr. de Roo deelt niet mede, dat die woorden werden voorafgegaan door: „De thans levenden zorgen nu voor de pensioenen der weduwen van „hen, die, om een gemiddeld cijfer te noemen, twintig jaren geleden aan „het fonds contribueerden. Eveneens zullen zij, die na ons officier bij „het Indisch Leger worden, moeten zorgen voor onze weduwen en kin keren. Tot nu toe gaat dat goed, omdat vroeger slechts betrekkelijk „weinig officieren getrouwd waren (in 1850 slechts 17°/0), maar het hu- „wen neemt van jaar tot jaar toe, zoodat in 1872 de verhouding reeds „tot 46°/o was geklommen en bij de meer vrijgevige bepalingen in den „laatsten tijd ten opzichte van huwelijken ingevoerd, kunnen wij ons niet „vleien, thans reeds het hoogste punt bereikt te hebben. Er zullen dus „nu, om ons tot hetzelfde gemiddeld cijfer als straks te bepalen, over „twintig jaren ongeveer driemaal zooveel weduwen- en weezenpensioenen „uit te keeren zijn dan thans, en het natuurlijk gevolg zal zijn, dat onze „nakomelingen, om aan hun gezin na hun dood dezelfde inkomsten te „verzekeren, driemaal zooveel zullen moeten contribueeren dan wij thans „doen; dewijl tegen dien tijd bij de steeds toenemende duurte der levens middelen enz., bovendien meer en meer de noodzakelijkheid zal blijken „te bestaan, om de weduwenpensioenen te verhoogen." En eerst daarna volgen de door den Heer Dr. de Roo aangehaalde woorden, maar ook deze staan niet op zich zelf. Zij worden gevolgd door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 207