214
houtgewas verscholen had en ons een paar gewonden toebracht, een
Inlandsch fuselier van het 12® bataljon doodelijk, de officier van
gezondheid Prochnik licht.
Middelerwijl werd bericht ontvangen, dat ook het detachement
Schultze met de overige artillerie en den gevechtstrein spoedig op de
vlakte zou verschijnen.
Gaan wij thans eene wijle terug naar de twee compagnieën van het
3® bataljon, onder kapitein Meuleman en het detachement onder
kapitein van Neer, die aan het zeestrand ageerden.
Kapitein Meuleman rukte met zijn troep van Kota Moesapi uit
in Westelijke richting. Ter hoogte van Kota Rentang gekomen, werd
hij ontdekt door eenige vijandelijke schildwachten, die in overijling
wegtrokken, eene beweging, die zoo snel in haar werk ging, dat wèl
de marine, doch niet de colonne Meuleman ze zag. Toen nu de
colonne Meuleman daarop tot de ontdekking kwam, dat de marine-
sloepen volmaakt buiten gebaar verkeerden, dat er van geen vijand
in de onmiddellijke nabijheid der sloepen sprake was, nam zij den
terugtocht aan om bij den overste Barthelemij terug te keereu,
hetgeen dan ook spoedig het geval was.
Kapitein Meuleman kwam intusschen de colonne van Neer tegen, die
van Kota Pohama uitj het strand in Westelijke richting volgende, voor-
loopig ten Noorden van Kandang Radja Perak stelling genomen had,
toen zij uit het hevig "vuren in Zuidelijke richting begreep, dat het 3®
bataljon onder overste Barthelemij in een ernstig gevecht gewikkeld was.
Na het nemen van Kandang Radja Perak door de beide compa
gnieën van Haeften en Hamming, hetwelk reeds hiervoren omstandig
werd vermeld, rukte van Neer verder door op Kandang Radja Bedil,
dat te oordeelen naar het vuur door den vijand kennelijk bezet was.
Eén sectie en een gedeelte der reserve kreeg daarop order, om
voorwaarts te gaan en zich op te stellen Noord-Noord-Oost van
Kandang Radja Bedil, bewesten van den Westelijken lagunehoek,
ten einde den vijand onder vuur te nemen, terwijl aan de andere
sectie bevolen werd meer Noordelijk langs het strand vooruit te gaan,
om de vijandelijke positie gaandeweg te verkennen.
Onder deze omstandigheden ontving kapitein van Neer den last,
hiervoren vermeld, van den luitenant-kolonel Barthelemij om zich