215 bij het 3e bataljon aan te sluiten, aan welke lastgeving van Neer wijselijk niet voldeed. Kon namelijk van Neer gerustelijk het er voor houden, dat deze order hem te laat bereikte en dat vóór hij bij overste Barthelemij zon aangekomen zijn, reeds de colonne Meuleman de gewenschte versterking zou hebben aangebracht voorzeker was zijn voorname beweeggrond, om niet rechtsomkeert te maken, hierin gelegen, dat hij niet zijnen rug aan den vijand van Kandang Radja Bedil wenschte te vertoonen. Het bezwaar, dat hij met eene zelfstandige opdracht tegenover den vijand ageerende geroepen werd, niet door den luitenant-kolonel Vetter, die al de operatiën leidde, maar door één van diens onder bevelhebbers en dat dus wel beschouwd de order in quaestie kwam van eene niet-bevoegde zijde, behoefde ten deze niet eens in aan merking genomen te worden. Middelerwijl wist de colonne van Neer nog een weinig terrein naar voren te winnen, werd haar eenige verliezen toegebracht 2 dooden en 1 gewondeen hunkerden zijne soldaten, die door den vijand met scheld- en schimpwoorden overladen werden, naar den stormaan val, waartoe van Neer met het oog op de geringe macht, welke hij onder zijne bevelen had, op dè,t oogenblik nog niet wenschte over te gaan. Het zou intusschen voor van Neer niet lang meer duren eene welkome troepen versterking te zien opdagen. Nadat toch de colonne Meuleman zich weder met de hoofdmacht had vereenigd, de 3e compagnie 3e bataljon door de 2® compagnie van den Brandeler in de gevechtslinie vervangen en eerstgenoemde compagnie in reserve werd opgesteld, ontving Meuleman den last, om met de 1® compagnie, versterkt door 50 man onder kapitein van den Bussche, tusschen de beide bamboedoerieliniën in Westelijke richting op Kandang Radja Bedil aan te marcheeren en de vijandelijke versterking aan die zijde in bedwang te houden. Yan den Bussche was echter reeds eigener beweging daarheen gemarcheerd en had er stelling genomen Westwaarts van Kota Ren- tang, in de nabijheid van van Neer's troepen. Dl. II, 1894. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 230