223 Het is daarom, dat wij de Compagnie bestrijden in kleine gevechten. Ons ten duidelijkste steunende, heeft God reeds vrees doen ingang vinden in de harten der ongeloovigenterwijl wij ter bedevaart gaan, doet de Compagnie ons den oorlog aan. Dit komt niet te pas, dit is eene handeling van eenen kleingeestige. In onze bedoeling ligt nu, ter bedevaart te gaan naar de graven van Tengkoe Endjoeng in kampong Djawa, van Tengkoe Baba Daoed bij Penajoeng en van Tengkoe Tjihiq in kampong Lemboek, op die graven eenige karbouwen en geiten te slachten en alle Moslemin tot het bijwonen van dit chandoeriefeest op te roepen. Dat de Compagnie dan binnen hare versterkingen blijve, als wij ons gedurende een dag of drie bij die graven ophouden We zullen dan, zonder kwaad te doen, weer heengaan, maar ook zonder vrede te sluiten, want dit kan onmogelijk; daardoor toch zouden wij den Atjehschen adat met voeten treden en dom te werk gaan, immers de vijand is in ons huis en hoe kunnen wij vrede sluiten, zoolang hij dat huis niet verlaten heeft? Indien het echter in de bedoeling der Compagnie ligt, om vrede te sluiten, dat zij dan heenga, zonder kwaad te doen. Eerst daarna is vrede mogelijk. Doch als de Compagnie niet wil heengaan met onderling goedvinden, gaat zij haren ondergang te gemoet en zal zij, met schande overdekt, Atjeh moeten verlaten. Ik hoop ten zeerste, dat gij den Islam zult omhelzen en het Mo8limsch geloofsformulier zult opzeggen, luidende Er is maar één God en Mohamed is zijn profeet. Ik hoop, dat mijnheer mij spoedig op vriendschappelijke wijze zal antwoorden, want het einde der wereld is nabij." Deze karakteristieke brief werd bedriegen wij ons nietniet beant woord; de kolonel van Teijn wist met welk een leepen vos hij te doen had. Wie echter de meest aangename souvenirs van het gevecht op 2 October 1887 kregen, waren zij wier namen zeven maanden later prijkten in de Nederlandsche Staatscourant van 24 Mei 1888, N°. 121, waarin werd kond gedaan van het Koninklijk besluit van den 22en Mei t. v., N°. 14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 238