224 Bij dat besluit werden benoemd tot Ridder van de Militaire Willemsorde der vierde klasse: de kapitein der infanterie, C. K. J. van den Bussche, de officier van gezondheid der le klasse, L. Prochnik, de le luitenant der infanterie, gedetacheerd van het Nederlandsche leger, J. Witteveen, de Europeesche korporaal, F. H. W. Schordell, zoomede de Europeesche fuseliers, R. Visser, J. A. Kwak en H. Kramer, terwijl eervol werden vermeld de ritmeester der cavalerie, G. C. W. C. van der Schoot, de le luitenant der infanterie, J. J. A. Gaade, de 2e id, id. id. G. J. A. Webb, de wachtmeester der cavalerie, F. J. Gans, de Europ. fuseliers, C. H. Scholz en C. A. E. Grabowski, benevens de Europeesche tamboer, M. C. Post. Eindelijk werden bij besluit van den Gouverneur-Generaal, dd. 27 Mei 1888 N°. 25, begiftigd met de bronzen medaille voor moed en trouw de Amboineesche sergeant der infanterie, B. Balthasar en de Amboineesche fuselier Karossie. J. A. Vink. Breda1 Juni 1894. Qep. kol. tit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 239