243
Men ziet, dat het stelsel van recrutenopleiding van het
Indische leger reeds in 1878 een heel goed figuur maakte.
Ongelukkigerwijze bleef menige goede bepaling onuitgevoerd, ten
gevolge van de tweeledige bestemming der depotbataljons, die niet
alleen recruten- maar ook echte depotkorpsen waren.
De vele werkzaamheden van administratieven aard, die de laatste
bestemming voor korps- en compagniescommandanten met zich bracht
en waarbij zelfs geringe verzuimen zich zoo gevoelig in de beurzen
of op andere wijze tastbaar wreekten, waren oorzaak, dat bij die
speciale korpsen de recrutenopleiding geheel en al werd terugge
drongen van de eerste plaats, die zij moest innemen.
Voegt men daar nu de omstandigheden bij, dat èn aan het begin
sel van zoo min mogelijk overplaatsen èn aan het beginsel van zoo
weinig mogelijk andere diensten voor het kader niet kon worden
vastgehouden, dan kan men ook wel begrijpen, dat er met het stelsel
van recrutenopleiding van 1878 enorm geschipperd is geworden
en waarom de beginselen, waarvan dat stelsel toen reeds uitging, niet
genoeg in het officierskorps waren doorgedrongen, om te beletten dat het
in 1886 herziene reglement zoo weinig met die beginselen rekening hield.
Ten einde nu te kunnen besluiten, hoe dat reglement van 1886
dan wel had behooren te wezen, dienen wij in de eerste plaats na
te gaan, wat het doel der recrutenopleiding wezen moet.
In korte woorden is het (geheel overeenkomstig de voorloopige
instructie van 1878): het vervormen van nieuw aangenomen burger-
personen tot voor den dienst in het garnizoen en te velde in alle
opzichten goed bruikbare soldaten.
Zonder nu tot in details na te gaan aan welke eischen een militair
moet voldoen om een „voor den dienst in het garnizoen en te velde
in alle opzichten goed bruikbaar soldaat" genoemd te kunnen worden,
kan men toch al dadelijk constateeren, dat die eischen van drieërlei
aard zijn, en dat zij omvatten:
le. eene zekere mate van physieke ontwikkeling,
2e. eene zekere mate van moreele ontwikkeling, en
3®. eene zekere hoeveelheid beroepskennis.
De voor den dienst te velde noodige physieke ontwikkeling wordt
verkregen door dessuur en door training. Tot de dressuur behoo-