245
eischen der verschillende elementen rekening te houden en om zich
van te beter onderwijzend personeel te verzekeren naar gelang de op
te leiden elementen minder goed zijn.
Hoewel nu in het Indische leger zeer zeker recruten van zeer
afwijkende militaire waarde worden opgenomen, kan men toch niet
zeggen, dat het intellect van de recruten der mindere soort (Inlanders)
veel te wenschen overlaat.
Bij de Inlandsche recruten kan volgens mijne meening even goed
de methode van „verstandelijke ontwikkeling in de eerste plaats"
toegepast worden als bij den Europeaan of den Amboinees.
Hunne opleiding zal echter altijd meer tijd in beslag nemen,
omdat zij trager zijn in het verwerken van hetgeen hun werd geleerd
en zal altijd speciale instructeurs eischen, omdat het slechts voor
weinig Europeanen is weggelegd om zich geheel in de denkwijzen
van den Inlander in te werken en om dienovereenkomstig zijne
instructie interichten.
Doch dit laatste betreft slechts de wijze van mededeeling, het
systeem van opvoeding staat daar ver boven.
Zacht en vaderlijk, zij de recrutenopvoeding, toegefelijk bij onkunde
of onmacht, streng bij nalatigheid of onwil, en dat even goed bij de
Inlandsche als bij de overige recruten.
De bepaling van het oogenblik, waarop de recrutenopleiding
eindigt en de soldatenopleiding begint, hangt geheel af van de
eischen, waaraan de recruut zal moeten voldoen om den gewonen
inwendigen en garnizoensdienst met de oudere soldaten te kunnen
mede maken en om met dezen samen verder te kunnen worden
geoefend. Dat oogenblik wordt den recruut meestal duidelijk getoond
bij het z.g. afexerceeren.
Bij de Europeesche legers, waar de recruten op vastgestelde tijd
stippen in massa opkomen en dan gezamenlijk opgeleid worden
tot zij als soldaat met groot verlof gezonden worden, heeft de
nauwkeurige omschrijving van wat de nieuweling moet kennen en
kunnen om als soldaat te worden beschouwd niet zoo heel veel waarde.
De recrutenopleiding vloeit daar ongemerkt ineen met het onder
richt van den soldaat; de onderwijzers blijven dezelfden. Het bepa
len van het oogenblik waarop de nieuweling de gewone wacht- en