259
Lyceum (1), in het Phalerum (2) en in het Hippodroom (3).
Dat zijn de verdere voorschriften, en hoe de bijzonderheden op de
beste manier zijn uit te voeren zal ik tevens aangeven.
De feestelijke optochten, dunkt mij, zullen niet slechts bij de goden,
doch ook bij de menschen den meesten bijval vinden, indien men van
het plein van Hermes (Mercurius) uit over de markt (de Agora) de
tempels en alle godenbeelden die daar zijn, den goden ter eere,
omrijdt.
Ook aan de Dyonisiën wordt, naast de andere goden, door de
Choren eer bewezen. Is men din weder bij den omrit bij het Her-
mesplein aangekomen, zoo zal het m. i. prachtig zijn van daaruit
de paarden in orde met Phylen in snellen gang te doen gaan tot
aan het Eleusinium.
Ook omtrent de lansen wil ik niet onopgemerkt laten op welke
wijze deze zich het minst onder elkaar verwarren. Ieder ruiter n.l.
moet zijn lans tusschen de ooren van zijn paard houden, wil men hebben
dat ze dreigend en toch goed gericht zijn en tegelijk talrijk schijnen.
Houdt men daarna de paarden weder bij het Eleusinium in,
zoo zal het schoon zijn, den verderen terugrit naar de tempels
op den gelijken weg in stap, evenals te voren, af te leggen. Op deze
wijze wordt den goden en den menschen alles te aanschouwen ge
geven, wat slechts schoon aan een paard is, als het gereden wordt.
door het Dipylon (poort) in de stad, wendde zich dan eerst naar het Eleusinium en de
Pelasgische muur voorbij, van daar lang9 het Pythion, naar de Tripoden-straat, die
Zuidwaarts langs den burg liep, om nu eerst naar den Akropolis terug te keeren, en
den breeden opgang der Propylen te bestijgen.
(1) Eigenlijk het Gymnasium bij het Lyceum, d. i. het heiligdom van „Apollo
Lykios" en beroemd als studeerplaats der school van Aristoteles; het lag in het Oosten
der stad aan den Uissus, en was door Pisistratus, Perikles en den redenaar Lykurgus
evenals de Akademie ingericht. Yolgens Photius was het de plaats waar het leger
gemonsterd werd, volgens Suidas ook het exercitieterrein (de Atheensche bult dus).
(2) Phalerum, vóór Themistokles en den aanleg van het Pireum, de voornaamste
haven van Athene; het was echter eigenlijk niets anders dan de kleine zeeboezem aan
het Demos Phalerum (bij het tegenwoordige Hagios-Georgios); de daarvoor liggende
"vlakte eigende zioh bijzonder tot het houden van Ridderspelen en oefeningen.
(3) Hippodroom, d. i. paardenrenbaan, in de Grieksche staten reeds vroeg eene
behoefte, vooral in Olympia en in vele andere steden en natuurlijk ook in Athene; het
lag Zuidwaarts van de stad en was vier stadiën van 600 voet lang.