261
Ook dat is schoon, wanneer zij op een signaal der trompet ten
tweeden male nog sneller tegen elkander inrijden. Na halt gemaakt
te hebben, moeten ze nu ten derden male op een signaal der trom
pet in snellen gang op elkander in en tusschen elkander door rijden,
om ten slotte allen in linie tot vóór den Raad te rijden.
Dit komt mij krijgshaftiger voor en tevens nieuwer. Langzamer
echter te rijden dan de Phylarchen, of zelfs met hen dezelfde gangen
te houden, komt niet met de waardigheid eens oversten overeen.
Verder, als op den harden bodem der Akademie gereden moet
worden, heb ik den raad te geven, dat zij (de ruiters), om niet door
de paarden te worden afgeworpen, bij het rijden het lichaam achter
over leggen, en, om het storten der paarden te voorkomen, deze bij
de wendingen goed oprichten; rechtuit echter moeten ze vrijgelaten
worden, want hierdoor zal de Raad het goede en het schoone te zien
krijgen.
Vierde Hoofdstuk.
Bij de marschen moet de ruiteroverste steeds zorg dragen, dat hij
de ruggen der paarden laat uitrusten, en de ruiters laat beko
men van het loopen, m. a. w. dat hij in het rijden en in het mar-
cheeren (de paarden aan de hand) de goede maat houdt. De rechte
maat zult gij bij eenige oplettendheid niet missen, daar een ieder
toch aan zich zelf een maatstaf heeft, om betreffende de al te groote
inspanning zijner lieden niet in het onzekere te zijn. Wanneer gij
echter marcheert en onzeker zijt of ge op den vijand zult stooten,
zoo moet gij de Phylen met afdeelingen laten rusten want het zou
moeielijkheden opleveren, als de vijand naderde terwijl allen waren
afgezeten.
Hebt gij smalle wegen te passeeren, zoo moet gij afbrekenkomt
gij echter op breede wegen, dan zult ge iedere Phyle in hare front
breedte doen opmarcheeren, en op een open veld door de gezamenlijke
Phylen de linie laten formeeren. Want het is reeds voor oefening
goed dit zoo te doen, terwijl het marcheeren aangenamer is, indien
de ruiters door de verschillende formatiën afwisseling daarin hebben.
Wanneer gij echter van de straatwegen in het veld rijdt, zoo is het
zeer doelmatig, zoowel in vijandelijk als in bevriend land, van iedere