264
Hoe goed het is, dat men zich door kondschappers van den stand
der zaken aan de zijde des vijands op de hoogte tracht te brengen,
is reeds boven opgemerkt. Het is m. i. echter het beste, dat men,
in geval dit van een zeker punt geschieden kan, door persoonlijke
aanschouwing den vijand tracht te bespieden en te zien of hij zich
ook ergens blootgeeft.
Is het mogelijk door list iets te weten te komen, zoo moet men
de ware lieden daartoe uitzendenis er echter gelegenheid iets met
geweld weg te nemen, dan moet men ook de hiervoor geschikte
manschappen er op los laten gaan. Wanneer echter van den
opmarcheerenden vijand een gedeelte, dat zwakker is dan de eigen
strijdmacht, zich van zijne hoofdmacht scheidt en zorgeloos is, dan moet
men zich dat niet laten ontgaan, maar toch steeds in grooter getal
op het zwakkere deel jachtmaken.
Hij, die oplettend is, kan dit wel te weten komen, daar immers
ook de dieren, die minder verstand hebben dan de mensch, datgene
wegvangen wat door de hoeders is verlaten, en wegrooven wat uit
het oog verdwenen is; zooals b. v. de kuikendief rooft, wat onbe
waakt is, en evenals de wolf zich wederom in zekerheid weet te bren
gen, voordat hij gevangen wordt. En als een hond hem aan den
hals komt, zoo grijpt hij (de wolf) hem in geval hij (de hond) zwak
ker is; is deze echter sterker, dan wurgt hij zijne prooi en maakt
dat hij wegkomt. Wanneer echter de wolven het toezicht niet vol
doende achten, dan stellen ze zich zóó op, dat het eene gedeelte de
hoeders verjaagt, terwijl het andere deel rooft; op deze wijze verschaffen
zij zich hun onderhoud. Wanneer nu dieren zoo iets weten te be
reiken, waarom zou men dan niet durven verwachten, dat een mensch
zich nog verstandiger toont dan het dier, dat kunstmatig door hem
wordt gevangen.
Vijfde Hoofdstuk.
Het is verder ook zaak voor een goed ruiteroverste, te weten op
welken afstand een paard een voetganger kan inhalen, en op welken
afstand zwaardere paarden lichtere kunnen ontloopen.
Zaak voor een waar ruiteroverste is het die plaatsen te kennen,
waar het voetvolk de overhand boven de ruiterij heeft en omgekeerd.