270 bivouak, gedurende het ontbijt, het avondeten, of zelfs bij de reveille. Want in al deze gevallen zijn de soldaten weerloos, de zwaar- bewapenden korteren, de ruiters langeren tijd. Verkenningspatrouilles en voorposten mag men geen oogenblik uit het oog verliezen, want die worden niet alleen in geringe sterkte uitgezonden en opgesteld, doch zij staan ook menigmaal ver van het hoofdleger verwijderd. Is de vijand echter ten opzichte hiervan reeds op zijne hoede, zoo is hot iets schoons, met der goden hulp, in de vijandelijke stelling te sluipen, als men er zich van overtuigd heeft, hoe sterk hij op elk punt is en waar de voorposten staan. Want geen succes is zoo schoon, dan wanneer voorposten opgelicht worden. Ook zijn de wachtposten gemakkelijk te misleiden, want zij vervolgen wat zij in klein aantal voor zich zien, denkende dat dit hunne opdracht is. Achtste Hoofdstuk. Diegenen overigens, die in staat zullen zijn met zekerheid een veel sterker leger te benadeelen, moeten zich bepaald zoo zeer onderschei den, dat zij toonen in alle opzichten welgeoefende meesters in den oorlog te zijn, terwijl zij den vijand beschaamd maken. Dit zal echter in de eerste plaats het geval zijn, als de tot het maken van strooptochten bestemde lieden volleerde ruiters zijn, die de vermoeienissen van den dienst kunnen uithouden, want waar in dit opzicht paard zoowel als ruiter verwaarloosd is, is het hetzelfde alsof vrouwen tegen mannen vechten. Diegenen echter, die niet al leen goed afgericht, doch ook gewoon zijn over sloten en lage muren te springen, heuvels op te rennen, hoogten af te rijden, enz. zullen zich wederom van dezulken die dit niet kennén onderscheiden, evenals zij die vleugels hebben van de voetgangers, diegenen met geharde voeten van dezulken, welke deze niet hebben, en gezonde van lamme menschen. En zij, die met de streek bekend zijn, zullen bij de daarmede onbekenden bij het voorwaartsgaan en terugtrekken zóóveel voor hebben als de zienden bij de blinden. Ook moet men er op letten, dat de paarden, die in goeden toe stand verkeeren, goed doorvoed en aan vermoeienissen gewoon zijn, niet worden overwerkt, waardoor zij sterven. Aangezien verder de gebitten en rijdekens met riemen zijn bevestigd, zoo mag de ruiter- overste den voorraad hiervan (van riemen n. 1.) niet laten uitputten,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 287