274 met roem van zich te doen spreken en dat zij weten te volharden bij een eenmaal opgevat plan. Wanneer verder slagliniën tegen over elkander staan of in het midden tusschen de beide gedeelten ruimte genoeg is, en het komt voor de ruiterij er op aan „Keert- wendingen" te maken, te vervolgen of te retireeren, dan is het gebruik dat zij beiderzijds onmiddellijk na de keertwending in lang- zamen gang overgaan. Wanneer echter eene der partijen dit niet doet, en na de keertwending in sneller gang overgaat, zoowel voor de vervolging als voor het retireeren, zoo zal zij niet slechts den vijand het eerste schaden, doch ook natuurlijk het zekerst in veilig heid komen. En is het ook nog mogelijk, 4 tot 5 van de flinkste ruiters en paarden van iedere afdeeling ongemerkt achter te laten zoo zullen dezen zeer in het voordeel zijn als zij zich op de omkee- rende tegenpartij werpen. Negende Hoofdstuk. Dit alles slechts weinige malen door te lezen is voldoende: een ruiteroverste moet echter doen wat hem het oogenblik aanbiedt en met het oog op de omstandigheden het doelmatigst te werk gaan. Intusschen alles neer te schrijven wat htj te doen heeft, is even min mogelijk als alles te weten wat komen kan. Onder alle omstan digheden is het echter m. i. het voornaamste er voor te zorgen, dat alles, wat hij als goed erkend heeft, ook uitgevoerd worde. Geheel juiste gedachten zijn vruchteloos, evenals bij de landhuishoudkunde, bij hetzee wezen en bij alle openbare diensten, indien men ze niet ten uitvoer brengt. Dat echter beweer ik, dat de Atheensche ruiterij met behulp der goden veel spoediger en voor de burgers minder bezwarend op volle 1000 man gebracht zou worden, als men 200 vreemde ruiters wilde aanwerven. Want m. i. zou deze geheele aanvulling der ruiterij meer vertrouwen geven en ook naijver en dapperheid opwekken. Ik weet ten minste, dat ook bij de Lacedemoniërs de ruiterij goe den naam begon te krijgen, nadat zij vreemde ruiters in hare gele deren had opgenomen. Ook in de overige staten zie ik overal de huur- troepen in goeden naam staan, want de nood wekt den goeden wil op. (1) (1) Hiermêe zal wel bedoeld zijn, dat betaalde troepen zieh goed moeten houden want anders worden zij niet in betaling genomen en verliezen zij hun eeni<r6 bron' van onderhoud.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 291