275 Geld om voor de ruiters paarden te koopen, zou na. i. geleverd kunnen worden door heo, die niet gaarne rijdenaangezien dezen immers ook geld willen geven aan diegenen, die de ruiterij werven (d. i. door het geven van geschenken zich bij de Hipparchen, die de werving in handen hebben, van den dienst willen af koopen) ten einde niet te behoeven te rijden; ook kon m. i. zeer goed geld voor de ruiterij opgebracht worden door de rijken, die lichamelijk ongeschikt zijn en door rijke weezeu. Ik denk overigens dat ook onder de voogden van dezen wel lieden zullen gevonden worden die het eene eer vinden in de ruiterij te worden opgenomen, want ik zie dat ook bij alle andere eervolle betrekkingen waaraan de burgers hen (n.l. de voogden) laten deelnemen, er ook eenigen zijn, die er trotsch op zijn de hun gestelde taak gewillig te volbrengen. Ook zal m. i. het aan de ruiterij toegevoegde voetvolk des te werkzamer zijn, als men het aanwerft uit de hevigste tegenstanders des vijands. Dit alles zal kunnen geschieden, indien de goden het willen. Wanneer overigens iemand zich er over verwondert, dat er zoo dik wijls van „Godshulp" gesproken wordt, zoo laat hij zich gezegd zijn, dat hij zich minder zal verwonderen naarmate hij meer in gevaar komt, en als hij bedenkt, dat in oorlogstijd de tegenstanders elkan der trachten te verschalken, doch zelden weten hoe hun werk zal uitvallen. In zulk een toestand is het niet mogelijk iemand te vinden, bij wien men kan te rade gaan, behalve bij de goden. Zij echter weten alles en duiden het, als zij willen, van te voren aan, deels door offers, deels door vogelteekens, stemmen of droomen. Natuurlijk is het echter, dat zij liefst degenen met raad bijstaan, die niet slechts in tijden van nood vragen wat ze te doen hebben, doch ook in gelukkige dagen de goden eeren zoo veel zij kunnen. Solo, 8 Juni 1894. E. Rudolph. (1) Zooals het schijnt, wil Xenophon ook de reeds boven door hem genoemde Ha- mippen uit vreemde soldeniers laten bestaan, en wel die, welke den eventueelen tegen stander reeds van huis uit vijandelijk zjjn. Men denke hierbij aan de te Athene le vende vluchtelingen afkomstig uit de steden Thespia en Plataea, door de Thebanen verwoest.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 292