OVER RECRUTENOPLEIDING EN RECRUTENSCHOLEN.
{Vervolg van biz. 247).
{Slot).
Wat moet nu de recruut weten en kunnen vóór hij de compagnies
oefeningen met vrucht kan volgen?
Volgens het Duitsche reglement moet hij voldoende bedreven zijn
inde voorbereidende schietoefeningen, de handgrepen en de vuren,
de gymnastische oefeningen, het overwinnen van hindernissen, het
gebruik van het terrein, de beginselen van de gesloten exercitiën,
van het marcheeren en van het verspreide gevecht.
Volgens het Belgische reglement omvat het recrutenonderrichtde
elementaire exercitiën in gesloten en verspreide orde, de gymnas
tische-, scherm- en schietoefeningen, de behandeling van het geweer en
de theorieën over de militaire plichten, de krijgstucht, den garnizoens-
en den inwendigen dienst, de wapening, de zindelijkheid en de hygiëne.
Gelijk bekend, werd voor den Nederlandsch-Indischen recruut reeds
in 1878 volkomen hetzelfde geëischt om te kunnen afexerceeren
in dit opzicht was het Nederlandsch-Indische leger zijn tijd toen
vooruit en het zou dit gebleven zijn, als men tegelijk het geheele
systeem van recrutenopleiding in een voorschrift had neergelegd.
Aan een zoodanig voorschrift heeft hel Leger mijns inziens ook
nu nog bepaald behoefte, wil men zich eerstens van eene degelijke
en uniforme recrutenopleiding verzekeren en tweedens zich een
algemeenen grondslag verschaffen om daarop voort te bouwen.
Het „voorschrift voor de recrutenopleiding en de elementaire exer
citiën bij de Infanterie'', moet dan ook geheel en al uit het zooge
naamde „reglement op de exercitiën" van dat wapen worden gelicht,
waarop het wel moet gebaseerd zijn, doch waarvan het nooit een
onderdeel kan uitmaken, doordat het er in karakter te veel van moet
verschillen.