285 Geeft men dan voor de compagniesopleiding een reglement op de exercitiën en een voorschrift voor de compagniesinstructie bij de In fanterie, in den geest zooals ik zulks in mijn opstel „over gevechts- voorachriften" (Indisch Militair Tijdschrift 1893, 2e deel blz. 31 en 32) ontvouwde, een „gevechtsvoorschrift en voorschrift voor de oefe ning van troepen" voor de grootere eenheden, en de noodige speciale voorschriften voor het schieten, de gymnastiek, het schermen, den velddienst, het pionieren, de kadervorming enz., dan heeft men voor het Indische leger een stel moderne voorschriften, waarmede het volgens mijne innige overtuiging jaren lang een goed figuur zou maken. Het gedeelte der opleiding van de recruten, dat thans in de zoo genaamde recrutenscholen voorkomt en dat de elementaire exercitiën alsmede de beginselen van het tirailleeren omvat, zoude ik dan niet verder uitgestrekt willen zien dan tot de opleiding van de sectie. Hoe er met die sectie in de compagnie kan gewerkt worden en wat de man daarbij te verrichten heeft, wordt hem dan later geleerd door den commandant en de officieren van de compagnie waarbij hij bij den overgang naar een veldbataljon wordt ingedeeld. Niettegenstaande de recrutenscholen der Europeesche legers in den laatsten tijd beduidend zijn besnoeid met het oog op den meer be perkten oefeningstijd, tengevolge waarvan niet alleen veel van het overtollige maar ook veel van het wenschelijke werd geschrapt, gaan er toch nu en dan nog stemmen op om ze door eene geheele om werking nog aanmerkelijk te vereenvoudigen. In de Militaire Spectator van 1893 N°. 2 komt een mijns inziens zeer juist geschreven opstel voor van een onbekende, die reeds van eene betere verdeeling der leerstof veel heil verwacht. Zonder iets uit de recrutenschool te doen vervallen, betoogt de schrijver van dat opstel, dat hij kans ziet om de africhting der recru ten, die nu nog 6 weken duurt, tot 26 dagen terug te brengen en het komt mij voor, dat hij daarin ook slagen zou. Ik kan de lezing van dat opstel zeer aanbevelen. Yoor het oogenblik kunnen wij er de opmerking uit putten, dat de bloote opsomming van hetgeen de recruut moet kennen en van den tijd, die daartoe besteed wordt, nog lang geen voldoende gegevens verschaffen voor de waarde der recrutenopleiding.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 302