301 leert, dan dat op één gelid en de voorafgaande oefening op één gelid derhalve volkomen overbodig is. Zijn de recruten gedurende één maand ongeveer in deze exercitiën geoefend, dan gaan zij in de 3e klasse over en wordt het onderwijs uitgebreid met dat in het elementair tirailleeren, het gebruik van het terrein voor verbetering van het schot en tot dekking, het over winnen van hindernissen, het vuren met losse en scherpe patronen op den vizierschotsafstand, doch op schijven van verschillende grootte, de verplichtingen van den man in den velddienst en het gevecht. Thans moeten de recruten als regel van 69 uur geoefend kunnen worden, nu en dan zelfs langer; een deel van dien oefeningstijd blijft besteed aan de gesloten exercitiën der 2° afdeeling. Tegelijk moeten nu ook de oefeningen in het marcheeren gehouden worden. De oefening in deze afdeeling wordt geacht voltooid te zijn, als de recruten zoover gevorderd zijn, dat zij met vrucht de verdere oplei ding in de compagnie met de oude soldaten kunnen volgen. De recruut 3° klasse poetst niet meer onder toezicht dan alleen bij uitzondering; met hem wordt in den namiddag niet meer dan noodig is theorie gehouden; onderwijs in het schermen, gymnasti- seeren en bajonetvechten ontvangt hij in de exercitieuren van den voormiddag. Op deze wijze verkrijgt men afwisseling in de oefeningen en komt men niet dag in dag uit telkens weer op hetzelfde terug. Over de vraag wat nu eeu voorschrift voor de recrutenopleiding moet geven, wil ik kort zijneerstens het doel wat met de opleiding wordt beoogd, de richting, waarin daarbij te werk zal worden gegaan, de methode van onderwijs, de eischen die men moet stellen bij den overgang tot eeue hoogere klasse recruten en om te kunnen afexer- ceeren, de noodige wenken voor de onderwijzers aangaande de wijze van optreden bij het onderwijs, de zaken waarop zij voornamelijk hunne aandacht moeten vestigen, de maat tot waar zij hunne eischen moeten uitstrekken, de tijd waarover zij gewoonlijk kunnen beschik ken, enz. Het hier neerschrijven van meer dan deze ruwe schets komt mij van weinig practisch nut voor. Elkeen die het in hoofdzaken met mij eens is, en door zijne betrekking daartoe geroepen mocht worden, kan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 318