304
die van de bevolking in die streken alle ondersteuning erlangden,
welke zij voor het welslagen hunner plannen noodig hadden.
Zoo had Toekoe Njaq Hassan zich korten tijd te voren niet ont
zien, op klaarlichten dag in kampong Soerniet 10 minuten van
Senelop gelegen) te komen en kwam het kamponghoofd Njaq Balé
eerst daarvan aan den bentingcommandant rapporteeien, toen Njaq
Hassan met zijne geheele bende weder afgetrokken was.
Bleek het dus aan den gouverneur van Atjeh, dat blijkbaar een
gedeelte der bevolking met de kwaadwilligen heulde, ter andere zijde
rieden eenige goedgezinde Atjehsche hoofden den gouverneur, om
aan de hiervoren bedoelde kampongs telken male geldboeten op te
leggen, als ons bestuur van dat „heulen" kennis zou bekomen.
Ten einde nu onder de hiervoren geschetste omstandigheden om
trent den algemeenen toestand en de gezindheid der Atjehsche be
volking eenige bepaalde zekerheid te krijgen, kwam het den gou
verneur van Atjeh wenschelijk voor, dat in de allereerste plaats
naar Moereh eene sterke militaire patrouille gezonden werd, aan
welke patrouille nochtans zou moeten bevolen worden, dat hande
lend optreden zooveel mogelijk zoude moeten vermeden worden, voor
zoover dit met de militaire begrippen zou overeen te brengen zijn.
Daar waar intusschen tegenstand mocht ondervonden worden en
succes in algemeenen zin kon worden verwacht, zoude niet geaarzeld
mogen worden, om krachtdadig op te treden, ten einde de kwaadwil
ligen afbreuk te berokkenen en de goedgezinde bevolking te steunen.
Ten slotte stelde de gouverneur van Atjeh aan den kolonel Haus,
den militairen commandant van het gewest, den eisch, dat de ver
schillende militaire patrouilles door een der besturende ambtenaren
en een of meer Atjehsche hoofden zouden worden vergezeld.
De kolonel Haus had tegen het maken van de in deze bedoelde
patrouilles geen bezwaren en versterkte daartoe al dadelijk de gar
nizoenen van Glé-Kambing en Indrapoeri.
Terwijl aan den majoor Barthelemij zoude opgedragen worden, een
tocht naar Moereh te maken, zouden de militaire commandanten van
Lambaroe, Anagaloeng, Glé-Kambing en Toengkoep van de noodige
bevelen worden voorzien, om kon het zijn, op denzelfden dag, sterke