305
militaire patrouilles naar de moekims Hoho en Montassih, naar Tjot
Rang en Boeng Tjala uit te zenden, welke patrouilles verder, zoo mo
gelijk, elkander op aangegeven punten zouden dienen te ontmoeten
of althans onderling zich zouden moeten kunnen ondersteunen.
Vermits de kolonel Haus al verder het geval voor mogelijk hield,
dat het aantal civiele ambtenaren te gering was, om aan elk zijner
patrouilles er één toe te voegen, deelde hij den gouverneur Pruijs
van der Hoeven mede, dat derhalve de militaire commandanten van
Lambaroe, Anagaloeng, Glé-Kambing en Toengkoep dienden gemachtigd
te worden, om desnoods ook zonder civiele ambtenaren uit te ruk
ken, en verzocht hij daarom den gouverneur, om voor het geval dit
zijne goedkeuring mocht wegdragen, de civiele ambtenaren in dien
geest wel te willen voorzien van de daartoe noodige instructiën.
Er zouden intusschen waarom, weten wij niet nog circa twee
weken verloopen, vóór de tocht naar Moereh ondernomen werd, een
tocht, dien wij thans gaan beschrijven.
Aan den majoor Barthelemij werd op den 14en April 1882 de na
volgende instructie toegezonden,
Anagaloeng,. 14 April 1882.
Instructie voor den tocht naar Moereh op
den 15en April 1882.
1°. Het bevel wordt opgedragen aan den majoor der infanterie
S. J. E. J. V. Barthelemij, die ten opzichte der uitvoering ver
wezen wordt naar de(volgen eenige data en
nummers van aanschrijvingen)
2°. De controleur van GHé-Kambing is door den Gouverneur aan
den tocht toegevoegd.
3°. De navolgende troepen zullen daaraan deelnemen
1 kapitein, 3 luitenants en 150 onderofficieren en minderen
van het 2e bataljon te Anagaloeng
1 luitenant en 30 onderofficieren en minderen van Tjot Ba-
setoel
1 kapitein, 3 luitenants en 145 onderofficieren en minderen
van het lle bataljon te Glé-Kambing en In-
drapoeri.