307
13°. Een uitgewerkt rapport c. q. met schetsteekening wordt eenige
dagen later ingewacht; en
14°. Gedurende den tocht behooren de posten van alle versterkingen
in het étapencommando gesloten te blijven.
Omstreeks 4 uur in den morgen van den 15den April kwamen te
Glé-Kambing aan de kapiteins J. L. van der Schoor en N. J. Stadlmair,
de 1® Luitenants P. A. van Berlo en L. T. H. Cranen, de 2Lui
tenants R. Ebbinge en J. H. E. Wilmar (de laatste gedetacheerd van
het Nederlandsche leger) benevens 180 Europeesche minderen van het
2" bataljon infanterie.
Yan het 11® bataljon infanterie stonden onder de wapenen: de ka
pitein J. C. Schmidt, de van het Nederlandsche leger gedetacheerde
le Luitenant J. L. Reeringh, de 2® Luitenants E. W. van Baerle,
A. G. P. A. Anink, S. A. Rissink en B. J. Eekhout en 145 bajonetten.
De 1® Luitenant-adjudant W. B. de Blaauw ontving de opdracht,
als adjudant van den colonnecommandant te fungeeren.
Twee mortieren van 12 cM. met 3 artilleristen, gesteund door
eenige handlangers, met eenen munitievoorread van 40 granaten en
10 lichtkogels, zoomede:
De officier van gezondheid der 2® klasse H. Erni met het noodige
hospitaalpersoneel en 12 tandoes.
Het geheel gecommandeerd door den majoor der infanterie S. J. E.
J. Y. Barthelemij.
Terwijl de troepen van Glé-Kambing des morgens om 4 uur 30 min.
met 3 prauwen de Atjehrivier waren overgezet, met 24 man te
gelijk, volgden ten 5 uur Y. M. op gelijke wijze die van het 2® ba
taljon.
Aan gene zijde der rivier gekomen, werden de troepen navolgender
wijze in drie colonnes ingedeeld
1® colonne, kapitein Schmidt, luitenants van Baerle en Anink, 100
bajonetten, benevens 1 mortier met 20 granatenvoorts
2 gidsen.
2e idem kapitein van der Schoor, luitenants van Berlo en
Ebbinge, 100 bajonetten, zoomede 1 mortier en 20
granaten, en