312 heelt onze mortier het zeldzaam geluk, om een granaat in den mis- sigit te doen explodeeren. De beide voorste sectiën rukken daarop voorwaarts, niet zonder verlies te lijden, wijl de Europeesche fuselier Leijs, n°. 76011 ernstig gekwetst wordt en de Europeesche sergeant van Leeuwen, n°. 11342 den heldendood sterft. Nog een tiental salvovuren knallen van onze colonne Schmidt door de lucht en heeft daarop de stormaanval plaats, waaraan ook de 3® sectie deelneemt. De 2® luitenant Rissink heeft thans geen tijd en ook geen lust meer, om het terrein in teekening te brengen, zooals de aan hem ver strekte opdracht luidde, maar bevindt zich reeds bij de voorste sectie met 4 fuseliers is hij weldra bij den bamboezen pagger, die spoedig door gehakt is en ziet hij een 50 tal wit getulbande Atjehers het hazenpad kiezen; een gedeelte dier vluchtenden maken evenwel keert en atta queeren de onzen met den klewang in de vuist, doch sneuvelen na genoeg allen onder de kogels, bajonetten en sabelhouwen der onzen. Twee onzer officieren geraken handgemeen, Rissink en van Baerle; terwijl Rissink achterover stort en op het punt staat door een Atjeher gedood te worden, werpt de Europeesche fuselier Yercruijsse, n°. 4187, dezen vijand op zijde en doet hij hem voor goed neertuimelen. Inmiddels beginnen andere Atjehers van uit het omliggend terrein op hunnen missigit te vuren, die van lieverlede door onze troepen bezet wordt en helpt de colonne Reeringh ter dege, om dit den vijand betaald te zetten. In en om den missigit liggen 15 dooden, verderop zieltogen er nog meerde luitenant Rissink, die met eenige manschap pen zich een weinig van den missigit verwijderd heeft om den vijand te verjagen, telt op het terrein niet minder dan 27 dooden. Yan onzen kant sneuvelt de Inlandsche fuselier Ressosmito, n°. 80526, en wordt diens landgenoot, fuselier Saridin, n°. 4033 gewond. Om lOf uur Y. M. kan men zeggen, dat de missigit in onze handen is; een vaatje buskruit, eene flinke hoeveelheid patronen, wat rijst en twee groote lilla's heeft de vijand er achtergelaten. Deze weinig kostbare buit ligt spoedig op den bodem van de Atjehrivier. De colonne van der Schoor is inmiddels ook in Moereh aangeko men en verbrandt er eenige huizen, onder anderen dat van den Imam,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 329