OVER DE RIJKUNST.
INLEIDING.
Het oudste geschrift, dat over de Rijkunst tot ons is gekomen,
is afkomstig van Xenophon, die in het jaar 450 v. Chr. leefde. Evenals
zijne „Verplichtingen van een Ruiteroverste" is dit werkje weinig
bekend, zelfs onder vakmannendoch het is wel de moeite waard te
weten hoe men toen over de rijkunst dacht, hoe zjj werd uitgeoefend
en welke wenken Xenophon ten beste geeft bij den aankoop van
paarden, enz. Een ieder, die dit leest, zal naar aanleiding van het
onderstaande merkwaardige opstel tot de gevolgtrekking komen, dat
men er toen meer van wist dan men nu oppervlakkig zou denken,
vooral met het oog op de anatomie van het paard, die uit den aard
der zaak zeer onvolkomen bekend was.
Ziehier vooreerst den Inhoud
Roeping van den schrijver tot samenstelling van dit werk, niette
genstaande zijn voorganger Simon,
Voorzichtigheid bij den aankoop van jonge paardenvooral te
letten op de voeten, n 1. op goede hoeven. Van de hoef opwaarts
gaande wordt lid voor lid beschreven.
Voorteeken van toekomstige grootheid. Het africhten van paar
den is niet de taak der tot den ruiterdienst bestemde rijke en
voorname lieden, doch die van de berijders, waaraan ze zijn over
gegeven; voor alles echter is eene doelmatige behandeling door den
stalknecht noodig. Bij den aankoop van een reeds toegereden paard
heeft men er op te letten, of het nog teekent, of het zich gewillig
laat optoomen, hoe het is bij het opstijgen en onmiddellijk daarna,
of het bij het veranderen van hand buigzaam is en zich goed laat
pareeren; vooral is bij een krijgspaard te onderzoeken hoe het springt
en hoe het bergop en bergaf gaat. Waarschuwing tegen bange of