347 gens moet men er voor zorgeD, dat het veulen willig, handelbaar en bedaard in de handen van den toerijder kome. Een en ander ligt voor een groot gedeelte aan den stalknecht, die het veulen alle onrust moet besparen en het op tijd moet voeden. Geschiedt dit, zoo kan het niet missen of het dier zal niet alleen den mensch gaarne mogen lijden, doch zelfs naar hem verlangen. Ook moet men het paard streelen op plaatsen waar het dit gaarne heeft. Dit zijn de meest behaarde plekken, zoomede die waar het paard het minst bij kan als het wordt gehinderd. Ook moet men den stalknecht gelasten, het paard niet slechts door volksmenigten te leiden, doch het ook in de nabijheid van de meest verschillende voorwerpen te brengen en van de zoodanige die het meest uiteenloopend geraas maken. Is het veulen ergens bang, dan moet het niet op ruwe, doch op zachte manier geleerd worden, dat het nergens voor behoeft te vree zen. En hiermee geloof ik, over hetgeen bij de opvoeding van een veulen in acht te nemen is, voor een leek genoeg gezegd te hebben. (1) DERDE HOOFDSTUK. "Wanneer verder iemand een reeds toegereden paard wil koopen, zoo willen wij de gedragregels aangeven, die hij moet volgen, wil hij bij den aankoop niet bedrogen worden. Yooreerst moet hij zien hoe oud het paard is. Want het paard, dat geen kroonholten meer heeft, geeft niet veel meer te verwachten en is ook niet gemakkelijk verkoopbaar meer. Kan men echter zien dat het paard nog jong is (n.l. juist daaraan dat men kan zien hoe oud het teekent), zoo overtuige men zich op hoedanige wijze het het gebit in den mond neemt en toelaat dat men het hoofdstel over de ooren doet. En hieromtrent kan men zich heel gemakkelijk overtui gen, wanneer men dit voor zijn eigen oogen laat uitvoeren. Vervol gens moet men toezien hoe of het zich laat bestijgen, want veel paarden verzetten zich tegen datgene, wat hun als een dwang tot (1) Veel vind ik dit niet. Menigeen zal er zich over verwonderen, dat Xenophon in het geheel niet over droes spreekt, doch dit laat zich hierdoor verklaren, dat hij van deze ziekte niets wist, omdat zij in warme landen b.v. in Zuid-Italië niet voor komt, dus evenmin in Griekenland en in de andere door hem bezochte landen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 364