380
kan bewijzen", te gaan afbreken. Ik zoude dan integendeel doen
wat ik kon om te trachten het door voorstellen tot verbetering
der elementen waaruit het is samengesteld, veel hooger op te voeren!
Beschouwen wij den evenbedoelden volzin in verband met het
geen ik elders in mijn opstel over het gebruik van de cavalerie in
het gevecht neerschreef, dan meen ik dat het duidelijk zal blijken
dat mijne denkbeelden over het „gebruik" der cavalerie tegen den
Inlandschen vijand veel dichter bij die van den ritmeester komen dan
deze zelf wel vermoedt.
Beginnen wij met een korte herinnering aan wat ik schreef over
de beginselen, waarnaar men bij het gebruik van cavalerie moet te
werk gaan. Deze waren:
le volkomen vrijheid van handelen voor den cavalerieaanvoerder
bij de uitvoering van opdrachten.
2e bij de cavalerie niet vallen in de middelmaat, zij moet of sterk
genoeg of zwak genoeg zijn om haar taak te vervullen.
3e afzondering van een zoo zwak mogelijk deel voor de verken
ning en van een zoo sterk mogelijk deel voor het gevecht, in de
eerste plaats met de vijandelijke cavalerie.
4e bij alle opdrachten aan cavalerie alleen het „doel" aangeven en
al het overige laten voor rekening van den cavalerieaanvoerder.
Yerder gaf ik aan als „taak" voor de cavalerie:
1® voor het gevecht: verkenning, beveiliging, voorloopige bezetting
van gewichtige punten.
2e gedurende het gevecht: verkenning, beveiliging, offensief optre
den waar dit kan, ondersteuning van den stormaanval.
3e na het gevecht: voeling houden met den vijand en vervolging,
of dekking van den terugtocht en het van den vijand losmaken van
den eigen troep.
Ik vergat daarbij den ordonnansendienst vóór, gedurende en na
het gevecht te noemen. Met den ritmeester ben ik het volkomen
eens dat men voor dien dienst altijd een zoo gering mogelijk aantal
ruiters moet bestemmen.
Yoor het dekken van hooggeplaatste personen in vijandelijk land
(blz. 375) is de cavalerie zeer zeker niet erg geschiktnog minder is
zij geschikt voor het dekken van transporten blz.) 374, )wel voor het