EEN KORTSTONDIG, MAAR SCHERP VUURGEVECHT TEGEN
DE ATJEHERS OP DEN 4en APRIL 188!?.
De van hoogerhand bevolen concentratie onzer troepen onder lei
ding van den kolonel Demmeni aangevangen, was volbracht eene
bijna rustige rust heerschte alom in de door ons bezette nieuwe linie,
waarlangs dagelijks de stoomtram snorde.
De Atjehers bestudeerden de door ons nieuw ingenomen positie
en slim als zij zijn, kwam het hun voor, dat het door de com
pagnie nieuw opgetrokken huis vrij hecht en sterk was, behalve
op een paar plaatsen, welke zij op de hun eigenaardige manier ons
weldra zouden aanwijzen.
Van Kota Pohama, langs het zeestrand gaande tot aan Oleh-leh'
toch was geen enkel punt door ons versterkt en bezet, noch nabij
Moesapi, noch te Kandang Radja Bedil dan wel aan de monding van
de Atjehrivier, terwijl bovendien ook Olehleh zelve aan de Westzijde
niet voldoende beschermd was,
Herhaalde malen werd dan ook Olehleh door den vijand veront
rust, waaraan een eind kwam door het oprichten van een blokhuis
te Pagani (Maart 1887) onder dekking van het toenmaals door den
majoor Knijff gecommandeerde 12e bataljon infanterie, benevens een
deel van het garnizoensbataljon.
Des nachts de door ons bezette posten te Lamjong, Pakan Kroeng
Tjoet en Kota Pohama nu en dan verontrustende, had de vijand kort
te voren, den llen Januari, op klaarlichten dag de driestheid gehad,
nabij Laksamana een onzer patrouilles te attaqueeren, welke aanval,
dank zij het manmoedig gedrag van haren commandant, den 2en lui
tenant der infanterie G. Nijpels, evenwel afgeslagen werd.
Van de 15 minderen, waaruit deze patrouille bestond, werden 6
man gewond.
Toen nu in den namiddag van 81 Maart 1887 den sedert als