- 408
het leger rust eeu moeielijke taak; imtner is ons zwaard getrokken,
de bajonet gescherpt. Hu eens hier, dan weder daar, klinkt onver
wachts een „qui vive!" door de lucht, zoo menigmaal gevolgd door
den kreet: „aux armes!" Is de Nederlandsche Staat dus niet voor
nemens ie doen wat de soodale fractie verlangt, nl. Indië terug te
geven aan de rechtmatige eigenaars, (alsof de leeuw niet zou worden
opgevolgd door een beer of luipaard) maar blijft hij, vasthoudend
wat hij bezit, doordrongen van het besef dat op hem de verplichting
rust aan de nazaten het legaat onzer vaderen in bloei, welvaart en
vooruitgang over te laten, dan zullen de harde slagen ons leger toe
gebracht de oogen openen der „machthebbenden" en hun, zoo het
nog noodig ware, de overtuiging geschonken hebben, dat vooralsnog
in de eerste eeuwen koloniaal bezit slechts te verzekeren is door
een scherp zwaard. Welnu, dat de kosten van het voortdurend
slijpen van dat zwaard dan niet zulk een gewicht in de schaal der over
wegingen mogen leggen dat dit slijpen nagelaten of onvoldoende wordt
verricht
Moge het gestorte bloed ten goede komen aan het leger, dan heeft
dat bloed niet nutteloos gevloeid. De toestand der Indische krijgs
macht eischt tegenwoordig de aandacht en de belangstelling. Het is
waar, dat zij in de laatste jaren daarin ten volle deelde, doch dat
was hoofdzakeljjk slechts om er op te sparen waar bezuinigingen
konden gevonden worden. Ons volk bezit nog altijd een karaktertrek
waarop de Raadpensionaris de 'Wit doelt in zijn brief van 16 Oc
tober 1670 aan Petrus Grotius:
„Want de aerdt der Hollanders is soodanigh gelijk UEd. mede
„ten beste bekent is, dat haer als de noodt ende periculen niet
„claer voor oogen komen, sij geensins gedisponeert connen worden,
„om naer behooren te vigeleeren voor haer eigen securiteyt".
Zonder nu hier te beweren dat „de noodt en de periculen" ons
reeds aangrijnzen van nabij, moet toch den wensch worden uitge
sproken, dat zij die deelhebben aan de Regeering van den Staat,
zich zullen weten los te maken van dit trekje van den volksaard,
hetgeen zulke bedenkelijke gevolgen na zich zou kunnen slepen.
Onze Europeesche troepen bestaan thans bijna uitsluitend uit 's lands
zonen; jonge Hoiiandsche borsten met blauwe oogen eu blonde haren.