- 409 Het zjjn niet meer, zooals voorheen, afgeleefden of levensmoeden met een gausche geschiedenis achter zich, waarvan sommige episoden het voor hen wenschelijk of noodig maakten dat zij wegtrokken uit eigen land om in deu vreemde een rustig graf te vindenneen, het zijn thans flinke, krachtige kerels, nog te jong om reeds bedorven te wezen; al zijn het dan ook geen brave Hendrikken, het zijn toch soldaten waarop elk leger trots kan wezen. En onze Inlandsche troepen Hunne dapperheid en hunne trouw zijn ongerept, al wordt ook veel van hen geëischt in deze tijden en al worden zij reeds vroeg, ja veel te vroeg naar het oorlogstooneel gezonden. Het komt toch reeds voor dat Javaansche soldaten in de luttele spanne tijds van achttien maanden nieuw waren aangenomen, afge richt, naar Atjeh gezonden en van daar ziek terugkeerden. En dat alles in anderhalf jaar; een tijdbestek waarin de Javaan zich nog lang niet voldoende heeft kunnen accommodeeren met zijn nieuwe omgeving, nog onvoldoende den desaman heeft kunnen uit schudden en ter nauwernood de officieren verstaat. Meer dan ooit heeft het leger dus recht op en behoefte aan de aandacht der bevoegde macht en bevrediging van billijke eischen, opdat het niet te zeer moge achterstaan bij andere legers in strijd vaardigheid. De infanterie behoeft een andere bewapening en boven alles rust om zich te herstellen; cavalerie hebben wij te weinig; genietroepen eveneens, terwijl deze dienen uitgerust te worden meer overeenkom stig den tijd; de vestingartillerie eischt nieuwere vuurmonden en zoo is er nog meer waaraan dringende behoefte bestaat. Mogen de ontvangen slagen er den stoot toe hebben gegeven dat de belangen der Indische krijgsmacht ernstig ter harte worden genomen, dan zal dit balsem zijn in de nog niet gesloten wonden onzer makkers, terwijl het de verzekering geven zal dat het bloed althans niet nutteloos zal hebben gevloeid, maar dat de gebrachte offers ten goede komen aan het leger, welks belangen, de belangen zijn van den Staat. Senda. September, 1894.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 426