32 vestingartillerie in Indië wel degelijk reden van bestaan beeft, dat het onbillijk is den Chef van het Wapen der Artillerie, in strijd met de bestaande bepalingen, den rang van Generaal-Majoor te onthouden, dat in het algemeen het Wapen der Artillerie in Indië sedert jaren is misdeeld en miskend en veeleer verheffing verdient, dan voor besnoeiing en inkrimping te worden voorgedragen. Kon men er zeker van zijn, dat de reorganisatie van de artillerie niet zou worden ter hand genomen dan na kennisneming van daar toe door de Indische Regeering, voorgelicht door het Legerbestuur, gedane voorstellen, dan zou zeker twijfel gewettigd zijn of die uitingen van bekommering wel voldoende reden van bestaan hebben. In die voorstellen toch kan hetgeen voor de weerbaarheid van Indië wer kelijk noodig is, welke rangen voor bepaalde betrekkingen in het wapen der artillerie het meest zijn aangewezen, welke formatie aan personeel voor bepaalde onderdeelen van het wapen in het belang van den dienst wordt vereischt, veel meer zakelijk en klemmend worden aangetoond dan in een dagblad-of tijdschriftartikel moge lijk is; en aangezien zoodanige voorstellen zeker niet gedaan zullen worden zonder dat daarop de Chef van het Wapen der Artillerie gehoord is, mag met zekerheid worden aangenomen, dat daarin op de persoonlijke belangen van het officierskorps zooveel zal worden gelet als met 's lands belang vereenigbaar is. Mogelijk zal dit niet zooveel zijn als menigeen wenscht, maar waar het persoonlijk be lang van enkelen met 's lands belang strijdt, is het niet twijfelachtig welke partij gekozen moet worden door hem, die de verantwoorde lijkheid voor de voorstellen draagt; ja zelfs, waar geen rechtstreek- sche strijd bestaat, doch alleen van tot dusverre gedane uitgaven blijkt, dat zij door het landsbelang niet dringend worden gevorderd, daar mogen deze uitgaven niet worden bestendigd, ook al worden door de intrekking persoonlijke belangen geschaadmits slechts ver kregen rechten worden geëerbiedigd. Des Ministers antwoord: „Zoo noodig zal ik niet nalaten te doen „hetgeen de geachte afgevaardigde (1) wenscht" in verband met de (1) Sedert deze discussie is de 2de Kamer ontbonden en is het Ministerie afgetre den. Bedoelde Afgevaardigde en Minister hebben respectievelijk in de nieuwe kamer en in het nieuwe kabinet geen zitting.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 43