450
Naar aanleiding van dat stuk over de Indische Brigade hebben wij
nog eene bijzonderheid te vermelden.
Het aantal medewerkers aan het Tijdschrift was nog steeds betrekkelijk
gering. Om den lust tot schrijven onder de officieren aan te wakkeren,
deden wij in het Tijdschrift drukken of op den omslag dat hij,
die in den jaargang 1874 het best gekeurde stuk van minstens een
vel druks leverde, een honorarium van drie honderd gulden zoude
ontvangen. De commissie van beoordeeling de heeren Ubbens,
K. L. Pfeiffer en Yerstege namen op uitnoodiging van den redacteur
deze taak op zich kende eenparig den prijs toe aan den schrijver van
„de Indische Brigade", wiens goed versneden pen reeds meermalen
voor ons tijdschrift was gebezigd.
De proef is niet herhaald, omdat niet bespeurd was dat het aantal
medewerkers door den maatregel was vermeerderd. Eigenlijk gezegd
was dat ook niet te verwachten wie schrjjven wil moet dat doen omdat
hij iets te zeggen beeft, en niet uit financieele overwegingen. Roorda
zeide het ons in 1882 aan het meer van Genève „een schrijver om den
broode is het ellendigste wezen op den aardbodem", en hij heeft het
bij ondervinding geweten!
Eene kleinigheid is, dat in het opstel „Een Atjehmonument"
voor zoover wij weten, het eerst het woord Atjeher is gebezigd; in
alle geschriften, vóór dien tijd uitgegeven, wordt gesproken van
Atchineezen of Atjehneezen. Zoo heeft het Militair Tijdschrift mede
gewerktnaar wij ons vleien! tot de betere, en later algemeen
aangenomen benaming onzer vijanden op Noord Sumatra.
Yan meer belang is een opstel over de kort te voren in het leven
geroepen „herziening der officierstraktementen". Dat is een van de
stukken, waarvan wij het meeste plezier hebben beleefd: het heeft,
mogen we zeggen, veel bijgedragen tot de betere regeling, die kort
daarop in werking trad. Wie den jaargang 1875 opslaat, zal zien
dat het met de zoo gewenschte medewerking van alle zijden vrij
treurig gesteld was. Volgens den inhoud heeft die jaargang aan een
twintigtal min of meer uitvoerige opstellen het aanzijn geschonken.
Daarvan waren er drie overdrukken uit het koloniaal of uit een ander
verslag; een, eene door den redacteur bezorgde vertaling; zes, opstellen
van den redacteurvijfstukken van Roordaeen, eene den redacteur