457 In den jaargang 1881 vinden wij eene belangrijke bijdrage tot de geschiedenis van den Padri-oorlog, „naar een handschrift van den kapitein Hendriks" (1887'38). Die Hendriks was een der betrek kelijk weinige „inktwellustelingen" van vroegere jaren. Toen hij later, omstreeks 1842, luitenant-kolonel, militaire commandant van Macassar was, verzamelde hij daar in de archieven al wat hij vinden kon omtrent de geschiedenis van Celebes. Men vindt zijn werk gepubliceerd in het (oude) Tijdschrift voor Ned. Indië van 1843ook daarvan bestaan nog afschriften. Wij zagen er indertijd een, dat van een particulier te Macassar afkomstig was. Het opstel van den heer Hendriks over het „oorlogvoeren op Suma tra" is vooral van belang, omdat het ons geeft zijne persoonlijke waarnemingen en ervaringen; zijne opmerkingen, naar aanleiding van hetgeen rondom hem voorviel. Men leze b.v. naar aanleiding van den opstand der Padri's in 1833 deze zinsnede: „Het voeden van een te groot vertrouwen in de bevolking van nog kortelings onder worpen landen heeft vaak de dapperste en schranderste officieren deerlijk misleid" (bl. 243). Nieuwenhuijzen, in Maart 1882 met verlof naar Europa vertrek kende, gaf de redactie over aan den toeumaligen kapitein L. W. J. J. Ramaer, die haar ruim twee jaren voerde. De richting, die het Tijdschrift onder Nieuwenhuijzen's leiding verkregen had, bleef dezelfde. Uit den aard der zaak of, beter gezegd, tengevolge van de opleiding welke de achtereenvolgende redacteuren hadden gehad en van hunnen arbeid in het leger was sedert 1879 de infanterie in het tijdschrift meer op den voorgrond getreden. En zoo behoorde het ook: hoe nuttig en onmisbaar de andere wapens ook zijn, de infanterie is het hoofdwapen, aan haar moet de meeste aandacht worden gewijd. De infanterieofficieren waren, meer dan vroeger, opgewekt om hun stem te doen hoorenen zoo gaandeweg ziet men het gebeuren, dat de medewerking gevonden wordt onder alle categorieën der krijgs macht. Zooals het tegenwoordig is, zouden wij zeggen, is het juist zooals het wezen moet. Zijn alle opstellen even goed, alle onder werpen even belangrijk? Natuurlijk niet; men zal er naar blijven streven om in dat opzicht steeds vooruit te gaan. Maar het Tijdschrift Dl. II, 1894. 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 474