461 aan sommiger hooge verwachting hebben beantwoord, kan men verder nalezen op bl. 329 van het I. M. T. 1886, II. De voornaamste reden, om de proef niet met andere, gezonde en beter gedresseerde olifanten te herhalen, zal wel geweest zijn dat de uitgaven voor vier beesten, twee oude en twee jonge, evenveel bedroegen als die voor dertig draagpaarden, zoodat men ten slotte in het gebruik van olifanten geen voordeel zag. Het is wel toevallig, dat in hetzelfde deel van het Tijdschrift, naar aanleiding van onze critiek op „Mijne ervaring van Atjeh" van den zelfden heer Pruijs van der Hoeven, wordt erkend, dat dit boekje van onjuistheden wemelt, en wordt verondersteld dat den schrijver wel de lust zal benomen zijn, nog meer van zijne „herinneringen" mede te deelen (bl. 499). Och neen. Weinige jaren later is de weinige betrouwbaarheid van s mans berichten weder vergeten, en wordt een nieuwe pennevrucht weder toegejuicht door hen, die de juistheid zijner verhalen niet kunnen beoordeelen. De jaargang 1887 geeft ons geene aanleiding tot bijzondere aan tekeningen. Die van 1888 heeft groote waarde, wegens het daarin opgenomen verslag eener zending naar Opper-Burma, van kapitein Breijer. Hoe jammer, dat dergelijke „zendingen" niet telkens plaats hebben wanneer zich de gelegenheid daartoe voordoetAls men Brejjer's verslag leest, zal men waarlijk niet twijfelen, of de kennis van toestanden in den vreemde, uit eigen aanschouwing verkregen, ook wenschelijk is. In het algemeen doen wij te weinig buiten den gewonen dienst. Waarom is er niet, in de laatste jaren, geregeld een stafofficier toegevoegd geweest aan den resident van Bali en Lombok, opdat men zooveel mogelijk alles zoude weten wat uit een militair oogpunt belangrijk was, wanneer eenmaal de bom losbarsten zoude Waarom bestudeert een stafofficier niet plaatselijk de toestanden in de „bondge nootschappelijke" landen op Celebes? Zelfs toen generaal Kroesen (in 1871?) voorstelde, een officier van het leger naar Atjeh te zenden om daar eenige kennis van de toestanden op te doen de tegenwoordige legercommandant, destijds

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 478