470
Voorts dat per ruiter aan patronen wordt medegegeven in:
Nederland 10 aan het lichaam en 20 in de zadeltasschen m 30
Oostenrijk 20 50 =70
Bij de nieuwe uitrusting van den ruiter in Nederland ontvangt
deze een lijfriem met drie patroontasschen, elk voorzien van 20
patronen, zoodat hij dus voortaan 60 patronen met zich aan het
lichaam zal medevoeren. In de zadeltasch zal dan niet langer munitie
opgeborgen zijn.
Eene volgende paragraaf behandelt uitvoerig de gesloten en
geopende orde.
Kan in de gesloten orde, de tweegelederenstelling bij den aanval
niet worden gemist, door enkele cavaleristen-tactici wordt mede de
opstelling op één gelid aanbevolen.
Het tweede gelid toch dient om
1° openingen, welke door het storten van enkele paarden of door
verliezen, tengevolge van vijandelijk vuur, in het eerste gelid
mochten ontstaan, onmiddellijk te kunnen aanvullen, ten einde bij den
schok een zooveel mogelijk aaneengesloten front aan den tegenstander
te bieden
2° het terugblijven van de paarden uit het eerste gelid onmogelijk
te maken, die, van achteren opgedrongen, daartoe minder geneigd
zullen zijn, waardoor de snelheid wederom zoo hoog mogelijk op te
voeren zij en
3° aan de ruiters uit het eerste gelid een moreelen en physieken
steun te geven.
Onder verbetering komt het ons nochtans voor, dat de verbazende
levende kracht der kogels uit onze minimaal klein-kaliber geweren, die
3, 4 man in de diepte tegelijk buiten gevecht stellen en den troep
dwingt, zich minder in de diepte, dan in de breedte te bewegen, op
den duur ook niet zonder invloed zal blijven op de gesloten aanvale-
vormen van het wapen der cavalerie, en dat van lieverlede het
attaqueeren op één gelid meer baan zal maken.
Frankrijk
Duitschland
50
50
36
Rusland