479
stelden, als tijdgenooten van de wording van dat wetboek wel geacht
moesten worden met de strekking daarvan ten volle bekend te zijn
geweest.
Wij zijn volkomen met het Hof eens, dat noch de Fransche wetten
van 1791, noch de Code van Brumaire Au IV van het duel gewag
maakten en de onpartijdige beoordeelaar der geschiedenis van de
Fransche omwenteling moet erkennen, dat noch de constituante, noch
de nationale vergadering de strafbepalingen ten aanzien van moord
en moedwillige verwonding toepasselijk geacht heeft op manslag en
verwonding in duel gepleegd, maar het is de vraag hoe de wetgever van
1810 het tweegevecht beschouwd heeft.
Onder het eerste Keizerrijk geen enkele vervolging wegens tweege
vecht. Onder de Restauratie elf arresten van het Hof van Cassatie, die
het duel straffeloos verklaarden „hors les cas de loijaui de perfidie
ou de trahison", de uitspraak der Cours roijales vernietigende, de leer
der strafbaarheid van het duel huldigende, waaruit men zoude kunnen
afleiden dat het algemeen gevoelen over de strafbaarheid van het
duel naar den Code Penal eerder in striid was met de na de res
tauratie door het Hof van Cassatie omhelsde leer dan daarmede
overeenkomstig.
Een arrest van het Hoog Gerechtshof in België van 12 Februari
1835 gevolgd door vele andere arresten in gelijken zin deed op
nieuw bij velen twijfel ontstaan nopens de juistheid der heerschende
meening en twee jaar later besliste ook het Fransche Hof van Cassatie
bij arrest van 22 Juni 1837 in gelijken zin als het Belgische
Hof. Op gelijke wijze hebben ook later bij ons in Nederland zoowel
de Hooge Raad als bet Hoog Militair Gerechtshof recht gedaan, fl) Wij
zijn met het H. M. G. van N. I. alzoo eens, dat de Code het duel niet
als een afzonderlijk misdrijf kent, maar zoude daarom het duel une
matière non réglée bij dien Code in den geest van art. 484 C. P.
zijn? Zoo neen, valt het dan in de termen van de art. 295 en volg.
van gemeld wetboek, met dien verstande dat daarbij, zooals weieens
(1) Arrest 18 Juli 1845 en 24 Februari 1846 van den Hoogen Raad; Arrest 13 Juni
1844 van het H. M. G.