480
mede beweerd wordt, uithoofde van legitime défense, de toepassing
van de art. 328 en 329 C. P. mogelijk blijft? Dat hier niet gedacht
kan worden a une matière non réglée par le present Code, zooals de
Fransche schrijvers beweren, blijkt overtuigend uit de woorden van
Monseignat. (1)
Niemand beweert dan ook dat, waar de Code ingevoerd is, zoo
daar nog eene oude wet op het duel bestond op het tijdstip dier
invoering, deze thans zoude moeten worden toegepast. De matière
„attentat sur la personne" is in den Code Penal bij art. 205 en volg.
behandeld. Valt dit niet te betwijfelen, zoo is eene andere vraag of
de wetgever in zijne bepaling betreffende de gevallen waarin doodslag
noch misdaad, noch wanbedrijf is, daaronder hebben willen begrijpen
doodslag of verwonding in het duel begaan en dat hij dit niet gewild
heeft, blijkt:
Ie. Uit de uitdrukking: nécessité in art. 328 C. P. die niet bestaat
ten aanzien vau die défense de soi-même met betrekking tot hem, die
zijne tegenpartij uitgedaagd heeft.
II0. Uit de bijvoeging van het woord „actuelle" dat niet gelijk
de officieele vertaling zegt, beteekent: werkelijk maar oogenblikkelijk)
terwijl een „concert préalable" meebrengt, dat er eeuige tijd moet ver-
loopen zijn tusschen de aanleiding tot het duel en den gepleegden
manslag of toegebrachte verwonding.
Al het vorenstaande resumeerende komen wij mitsdien tot de vol
gende gevolgtrekking dat uit den Code Penal, hoewel het duel ais zelf
standig misdrijf delictum sui generis'1'1 niet in zijn wetsbepalingen
hebbende opgenomen, alleen blijkt dat de Code het duel, wan
neer het zonder nadeelige gevolgen gebleveu is, nietdoch wanneer
het die gehad heefr, krachtens de algemeene geldende bepalingen
van dat wetboek heeft willen straffen zooals door ons is aangetoond.
Het Hof eene andere meening deelende, bij zijn voormelde sententie
geopenbaard, ontleende grootendeels zijn gevoelen uit het werk van
de meest gezaghebbende schrijvers over het strafrecht in Frankrijk,
Cheveau en Hélie, maar deze criminalisten komen ook ons voor, bij
(1) Cheveau en Hélie. Théorie du Code Penal, 1863: pag. 748 no. 2450.