507 -
afgaan, zoo moet de ruiter, zoowel als het paard, dit alles goed leeren
en blijven beoefenen. Daardoor zullen zij niet alleen elkander hel
pen, doch ook beter voor den dienst zijn.
Als soms iemand denkt, dat wij hier in herhaling vervallen, daar wij
nu evenals vroeger daarover spreken, zoo vergist hij zichdit is geen
herhaling. Want bij den aankoop van het paard zeiden wjj, dat
moest geprobeerd worden of het dit alles kon; nu echter geven wij
dit als regel, als oefening aan en zullen aantoonen hoe men dit alles
zijn paard moet leeren.
Een in het springen nog geheel onervaren paard moet men aan
de longe nemen, het zoo over een sloot voorgaan en dan met de longe
trekken opdat het springe. Mocht het niet willen, dan moet iemand
het van achteren een flinken slag met een karwats geven. Op deze
manier zal het niet alleen ver genoeg, doch ook verder springen dan
noodig is en in het vervolg zal het geen slag meer noodig hebben,
doch het paard zal springen als het maar iemand achter zich ziet
aankomen. Is het op deze manier aan springen gewend, zoo
brenge men het ook, er op zittend, eerst voor kleine, daarna voor
grootere hindernissen.
Als het zich tot den sprong gereed maakt, moet men het de sporen
laten voelen, welke men ook bij het op- en afspringen van hinder
nissen noodig heeft. (1)
Want verzamelt het paard zich hierbij, dan zal het voor zich zelf
en voor den ruiter zekerder den sprong doen, dan wanneer het met
de achterhand terugblijf:, hetzij bij het springen over eene hinder
nis of bij het op- en afspringen van hoogten. Bergafgaan moet
men het paard eerst laten doen op zachten bodem en ten laatste, als
het daaraan gewend is, zal het veel liever bergaf dan bergop loo-
pen. Zoo echter iemand bang is, dat het paard bij het bergafrij-
den de schouders verstuikt, zoo wete hij tot zijne geruststelling,
(1) Deze sporen waren ongetwijfeld aangebracht aan de laarzen, die een
soort van kothurn waren, n.l. halve laarzen met sterke zolen en hooge hakken,
zooals de tooneelspelers droegen om grooter te schijnen. Ze herinneren aan onze
kaplaarzen.