509 werpspiesen en speer achterna zet, naar hem werpt als hij in zijn bereik is en als hij zoo dicht kan naderen hem de lans laat voelen. Ook is het goed als ze eenmaal bij elkaar zijn, de tegenpartij naar zich toe te trekken en haar plotseling weer terug te stooten, want dit is een middel om haar van het paard te werpen. De tegenstander van zijn kant zal nu goed doen, als hij zijn paard aandrijft; doet hij dat, dan zal veeleer degene die trok dan die ge trokken werd afvallen. Wanneer ruiters in het gezicht eens legers tegen elkaar vechten en de vluchtenden tot aan de vijandelijke linie vervolgen om dadelijk weer tot hun eigen linie terug te keeren, dan is het raadzaam, de eersten snel te doen omkeeren en tegen hunne vervolgers te laten inren- nen, waarbij zij natuurlijk het paard goed in de hand moeten hebben. De Goden hebben aan de menschen de gunst geschonken door menschen onderricht te kunnen wordeneen paard echter kan door woorden niets leeren. Daarentegen moet men het beloonen, als het goed doet wat het doen moet en het straffen als het ongehoorzaam is; daardoor zal het dier het best doen wat men er van verlangt. Dit is kort gezegd, doch loopt over de geheele rijkunst. (1) Want het paard zal het gebit eer aannemen als het iets aangenaams ondervindt zoodra het dit gedaan heeft en springen en al het overige zal het goed doen, wanneer het kans heeft daarna eenige rust te genieten (2). NEGENDE HOOFDSTUK. In het tot nog toe gezegde werd behandeld hoe men het minst bij den aankoop van een veulen of van een paard bedrogen wordt, hoe men het in het gebruik het minst bederft en hoe men het het best leert, wat het als krijgspaard noodig heeft. Misschien is het hier de plaats ook, aantegeven hoe men een te vurig of een te traag paard, als men er toevallig zoo een onder de hand heeft, het best moet behandelen. Vooreerst wete men, dat het vuur bij een paard het- (1) Xenophon wil hiermede zeggen, dat het hier omtrent belooning en bestraffing gezegde, slechts een korte regel is; het heeft echter betrekking op alles, wat tot de behandeling van het paard behoort, van het begin tot het einde, van af het op toom en tot het springen. (2) Xenophon wil hiermee zeggen, dat men na zulke oefeningen het paard steeds eenige oogenblikken als helooning moet laten rusten, en dat het dit zal onthouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 526