zal een paard te zien geven, dat prachtig is, een vurigen blik heeft en algemeen bewonderd zal worden. Hoe dit te verkrijgen is, zullen we thans trachten aan te geven. Vooreerst heeft men hiervoor twee gebitten noodig; het eene moet glad en van rollen van middelmatige dikte voorzien zijnhet andere moet niet alleen zware rollen, doch ook scherpe doornen hebben, op dat het paard, al3 het dit voelt, onwillig over de ruwheid daarvan, hetzelve loslaat; krijgt het weer het gladde gebit dan zal het dit aangenaam vinden en daarmee alles doen wat het met het ruwe gebit geleerd heeft. Wanneer het echter, niet luisterende naar het gladde gebit, geheel en al hierop leunt (d. w. z. het gebit dat geen pijn doet met de tanden vast neemt en daarop leunt), dan worden daaraan groote rollen aangebracht, die het paard dwingen den mond open te doen en het mondstuk los te laten. (Welk mondstuk is hier niet duidelijk). Dit wordt door het volgende bevestigd de groote rollen toch moe ten het paard verhinderen den mond geheel te sluiten en het mondstuk vast te houden, zoodat het wel de lippen sluiten en de snijtanden op elkaar leggen, doch niet de kakebeenen bij elkaar brengen kan (en werkelijk zien we op alle uit de oudheid tot ons gekomen afbeeldingen van opgetoomde paarden, deze met den mond open) daarom geven we aan het gladde gebit de grootste rollen, opdat het, hierdoor gedwongen den mond open te maken, het mondstuk van het andere gebit loslate Intusschen is men in staat ook met het ruwe gebit alles te doen, indien men er dan eens mee aanhoudt, dan eens mêe nageeft. Hoe overigens de gebitten ook zijn, steeds moeten ze buigzaam zijn, want het onbuigzame gebit houdt het paard, waar het hetzelve ook aanpakt, altijd geheel vast, evenals men een speer, hoe men die ook aanvat, altijd geheel opheft; het andere (het buigzame n. 1.) werkt als eene ketting, want slechts datgene wat men er vau aanvat blijft onbuigzaam, terwijl het overige beweeglijk blijft; indien het paard het gedeelte, dat in den mond ontsnapt, steeds wil vangen, laat het het mondstuk van de lagen los. Daarom hangen ook in het midden aan de assen ringen, opdat het, terwijl het deze met de tong

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 529