515 zoodra het paard dit doet, ook den teugel nageven, opdat het paard het schoonste vrijwillig doet en het den toeschouwers ook aldus toeschijnt. Eenigen intusschen leeren zulks het paard door het met eene kar wats onder het spronggewricht te slaan of ook door iemand naast het paard te laten gaan, die met een stok onder het dijbeen slaat. Ons intusschen, zooals we steeds herhalen, lijkt het beste opvoedings middel, het paard na alles wat het goed gedaan heeft eenige rust te gunnen, want zooals ook Simon zegt, wat het paard gedwongen doet weet het niet en doet het net zoo graag en is daarbij even schoon als een danser dien men met karwats en sporen tot dansen aanzet. (1) Want bij zulk eene behandeling zou het paard, evenals de mensch, zijn werk eer hatelijk dan aangenaam vinden. Het paard moet zich door de hulpen vrijwillig van de schoonste zijde toonen (alles goed doen dus). Al wordt het ook bij het rijden sterk in het zweet gereden, dan moet men, als het zich mooi en goed verheft (met de voorhand), dadelijk afstijgen en aftoomen; dan kan nnn overtuigd zijn, dat het goed en gaarne steigeren zal. Op zulke paarden rijdende worden dan ook Helden en Goden afgebeeld en mannen, die hun paarden goed weten te behandelen, bieden een prachtige verschijning aan. Een steigerend paard is ook werkelijk iets zóó bewonderenswaar digs en verrassends, dat het allen die het zien, zoowel ouden als jongen, boeit. Niemand zal weggaan of moede worden er naar te zien, zoo lang het zich in zijn pracht vertoont. Zoo het ooit het geval mocht zijn dat de bezitter van een zoodanig paard eskadronscommandant of ruiteroverste was, dan moet hij er op uit zijn niet alléén te schitteren, doch moet hij zijn best doen zija geheele gevolg bezienswaardig te doen schijnen. (Er wordt hier in de eerste plaats het paradeeren bij feestelijke optochten bedoeld). Wanneer men nu aan het hoofd van eene afdeeling paarden, die in de geliefkoosde houding marcheereo, een paard plaatst dat het lichaam zeer hoog en dikwijls opheft en zich heel langzaam voortbeweegt, dan is (1) Een paard doet alles gedwongen en weet toch wat het doen moet bij het aanbrengen van zekere hulpen; doch Xenophon zal hiermee wel bedoelen, dat alles Tan eene goede en vooral zachte dressuur afhangt, waardoor het paard later alles gemakkelijk uitvoert, zonder dat men daarbij de karwats noodig heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 532