517 hoogte van den buik vastgehecht, en bestonden uit schubvormig over elkaar liggende plaatjes van metaal of leder). Daar verder eene verwonding der linkerhand den ruiter ongeschikt maakt dienst te doen, zoo prijzen wij ter beschutting daarvan het armstuk aanhet bedekt niet alleen schouder, arm, elleboog en teugelhand, doch het is ook buigzaam en rekbaar, terwijl het bovendien nog de opening in het pantser onder den arm bedekt. (1) Men moet verder de rechterhand oplichten zoowel om de speer te werpen als om een slag toetebrengen. Daarom moet van het pantser alles, wat daarbij hinderlijk is, worden weggenomende aan de gewrichten aangebrachte pantservleugels moeten zich gelijkmatig openen en sluiten bij het oplichten en neerlaten van den arm. Tot beschutting van den arm verder schijnt mij een als eene beenbekleeding aange bracht afzonderlijk stuk, beter dan één dat met het pantser is verbonden. Overigens moet de bij het opheffen van den rechterarm ontbloote plek, dicht bij het pantser met een kalfsleeren of metalen toestel bedekt worden; anders zal juist de dekking ontbreken aan de gemakkelijkst te verwonden plek. Daar echter eene verwonding van het paard den ruiter aan alle mogelijke gevaren blootstelt, zoo moet men het paard ook met eene hoofdbeschutting, een borstpantser en met zijstukken uitrusten, want deze laatste worden tevens beenbeschutting voor den ruiter. Het meest echter moet men de flanken van het paard dekken, want deze op zich zelf reeds het meest aan gevaar blootgestelde deelen zijn ook de teerste; ze laten zich tegelijkertijd ook door de schabrak dekken. Overigens moet ook het rijkussen zoodanig vervaardigd zijn, dat niet slechts de ruiter daarop een vaste zit heeft, doch ook het paard niet kan worden gedrukt op de plaats waar het ligt. En hiermeê is ruiter en paard behoorlijk uitgerustslechts de onder- (1) Om de beweging van den arm niet te hinderen, waren de mouwen van het pantser hiermede wel op den schouder, doch niet onder den oksel verbonden, waardoor de okselholte bij opgelichten arm onbedekt bleeft. Daarom beveelt Xenophon het pantser zonder mouwen aan, doch in plaats van deze armstukken, waaraan ter bescherming der okselholte eene bedekking van lederen of metalen schubben was aangebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 534