NEDERLANDSCHE EN NEDERLANDSCH-INDISCHE
EXERCITlEREGfLEMENTEN. (1)
In de 3de aflevering van de Militaire Spectator van dit jaar ver
scheen van de hand van den Heer J. Niesten een opstel, waarin de
mogelijkheid en de wenschelijkheid van meerdere overeenstemming
tusschen de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische exercitieregle
menten voor de infanterie betoogd wordt.
Voor de wenschelijkheid van die meerdere overeenstemming wijst
schrijver op de talrijke overplaatsingen en detacheeringen van offi
cieren, onderofficieren en soldaten van het Nederlandsche bij het
Indische leger, op de Koloniale Reserve en op de inrichtingen in
Nederland, waar de officieren voor het Nederlandsch-lndisch leger
gevormd worden. In een naschrift wijst hij er nog op, hoe die
toestanden nog meer ingewikkeld zijn geworden sedert het Kon. Besl.
van 20 Oct. 1898, dat de onderofficieren van het Nederlandsch-
Indische leger slechts langs den Hoofdcursus te Kampen in de gele
genheid stelt om den officiersrang te behalen.
Al deze motieven, zelfs één enkel van hen, zou een ieder en dus
ook mij van de wenschelijkheid van meerdere overeenstemming, ja,
zelfs van geheele gelijkheid der reglementen overtuigen.
Tot zoover kan ik dan ook niet anders dan het streven van den
Heer Niesten toejuichen. Zijn schrijven wijst op belangstelling in
de zaak, en met hem geloof ik, dat er wel meerdere overeenstemming
is aan te brengen. Door toevallige omstandigheden is mij trouwens
langs particulieren weg ter oore gekomen, dat binnenkort de exercitie-
reglementen der infanterie in Indië gewijzigd zullen worden, dat die
wijzigingenin 1891 is reeds in Indië een commissie bezig geweest
(1) Op verzoek van den schrijver uit de Mil. Spectator No. 5 van dit jaar over
genomen.
Bed.