77
Tekening houdt. De Koloniale Reserve eindelijk is, volgens het
oordeel der meeste Indische legerautoriteiten en militaire schrijvers,
geen voordeel voor dat leger. Het motief dier meerdere reglementen
gelijkheid is dan ook het meest klemmend voor dit onderdeel van
het Nederlandsche leger.
Zou het daarom niet mogelijk zijn, dat hetgeen ik van particuliere
zijde vernam juist is? Namelijk dat die aandrang op meerdere over
eenstemming tusschen de reglementen van beide legers, waarnaar men
thans in Indië streven zal, van hoogerhand in Nederland is uitgegaan,
in het belang voornamelijk der proef met de Koloniale Reserve.
Niet overbodig is het dus een woord van waarschuwing te doen
hooren. Ik zeide het reeds meerdere malen: in het schrijven van
den Heer Niesten zit veel waars, zijn streven verdient toejuiching,
doch in het belang van het Indische leger, d. w. z. in het belang van een
richtige uitvoering van de taak, die op zijn schouders rust, is het te
hopen, dat eventueele wijzigingen in de reglementen op lange na niet
zullen opleveren, wat de Heer Niesten er zich van voorstelt.
Er waarom niet? Omdat naar mijne overtuiging het uitgangspunt
van den Heer Niesten onjuist is.
Om het standpunt aan te geven, waarop hij zich stelt, zal ik een
paar aanhalingen uit zijn opstel doen.
Bladz. 163. „Of de groote verschillen die tusschen Compagnies-
school en Bataljonsschool der beide legers bestaan, voldoenden grond
hebben is zeer te betwijfelen. Het verschil in getalsterkte der onder
deden kan hier zijn invloed doen geldendoch dit o.i. slechts hij
enkele bewegingen(1).
Het werktuigelijk tirailleeren besproken hebbende, lezen wij op
bladz. 164:
„Zonder een uitspraak te willen doen ten gunste van het Neder-
landsche of van het Indische voorschrift, meenen wij dat er geen
voldoende grond (1) voor verschil bestaat, en konden dus alle (1)
hierboven genoemde punten overeenstemmen."
Maar het duidelijkst blijkt, hoe de schrijver over exercitiereglementen
denkt, in de slotbeschouwing op bladz, 164 over de eerste helft van
zijn opstel. Daar toch lezen wij
(1) Ik cursiveer.