DE VOORLOOPIGE HECHTENIS IN DE MILITAIRE RECHTSPRAAK. Art. 12 R. L. zegt: Indien de commandeerende officier van het garnizoen mede van oordeel is, dat de zaak door eenen krijgsraad moet worden onderzocht en beoordeeld, zal de gearresteerde provi sioneel in verzekerde bewaring worden gehouden, teneinde tegen denzei ven zal kunnen worden geprocedeerd in maniere als bij deze wet is bepaald. Art. 55 geeft den commandeerenden officier „bijaldien de beklaagde zich in arrest bevindt" en -den rang van officier bekleedt, het recht hem na ieder rapport van officieren-commissarissen uit het arrest te ontslaan. Het is niet duidelijk wat de wetgever bedoelt met de zinsnede „bijaldien de beklaagde zich in arrest bevindt". Art. 12 is duidelijk en noemt geen uitzonderingen. Art. 29 over het ordonneeren aan den beklaagde op vrije voeten, zich te begeven naar de residentie van den krijgsraad, kan op nie mand anders slaan dan op de in Art. 55 bedoelde officieren. Ook de artikelen 56, 57, 58, 59, 60, 61, 63, 64, 65 en 67 slaan blijkbaar alleen op officieren. Art. 160 is nog duidelijker: „Wanneer de beklaagde een onderofficier of van een minderen rang is, zal hij, in arrest zijnde, gedurende het onderzoek zijner zaak in arrest blijven..." enz. Alweder die zinsnede „in arrest zijnde"; volgens art. 12 moet de man in arrest zijn, en geen enkel ander artikel kan hem daarvan hebben ontheven. De Militaire wet kent voor den militair beneden den rang van officier, die als beklaagde voor een krijgsraad terecht moet staan, dus niets anders dan voorloopige hechtenis. Nimmer mag hij op vrije

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 91