81 voeten worden gesteld. Zulks wordt ook door van der Hout, mijn leidraad bij dit opstel, onder art. 55 ten duidelijkste beweerd. Aanvulling van de wet vindt men echter in de Alg. Order 1832 No. 2 3 (van der Hout onder art. 29) luidende: Alle commandanten van bentings, posten en forten, voor zoover zij zich onder geen onmiddellijk toezicht bevinden, zullen zich stip- telijk hebben te gedragen naar Z. M. besluit dd 16 November 1818 (veertien jaar vroeger!) houdende: a. Dat de plaatselijke of garnizoenscommandanten, wanneer zij vermeenen dat de daad, welke aan eenig militair wordt ten laste gelegd, van dien aard is, dat deswege door een krijgsraad zoude moeten worden erkend, alsdan en alvorens de aangeklaagde in het provoosthuis worde gebracht, de klachte met de daartoe betrekkelijke stukken moeten stellen in handen van den auditeur-militair, teneinde door dezen, naar aanleiding van art. 300 der rechtspleging bij de landmacht worde geadviseerd of de aard der zaak vordert, dat daarin door een auditeur-militair ambtshalve worde geprocedeerd, dan wel of de zaak disciplinair zoude kunnen worden afgedaan, of er in het eerste geval gronden zijn, om den beklaagde in het pro voosthuis te doen overbrengen, dan of dezelve op vrije voeten zoude kunnen worden gesteld. Zulks belet niet dat de militaire commandanten op de buiten etablissementen, waar geen krijgsraad kan worden geëtablisseerd, den beklaagde met de noodige bewijsstukken overeenkomstig het bepaalde bij A. O. 1831 N°. 7 2 moeten opzenden aan den auditeur-militair onder welken hun post ressorteert. b. Dat zij den aangeklaagde inmiddels, en tot het advies van den auditeur-militair zal zijn ingekomenin de politiezaal of andere ge schikte bewaarplaats in verzekerde bewaring moeten houdenen, in zooverre het uit de voorhanden zijnde stukken mocht blijken of de zaak al dan niet buiten den krijgsraad zoude kunnen worden afgedaan, alsdan ten spoedigste, met overleg van den auditeur-militair, zoo danige informatiën inwinnen, waardoor deze onzekerheid zoude kunnen worden weggenomen. 2. Laat aan het departement van oorlog. enz. 3. Aanschrijving aan den minister van justitie om de auditeurs- Dl. II 1894. 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 92