100
Bij zware trekdiensten moeten rug en lenden stijf worden gehouden;
opheffen der voorhand van uit de achterhand is hierbij verspilling
van kracht.
Rug en lenden worden door gecombineeerde werking van rug- en
buikspieren vastgehouden.
De voornaamste der rugspieren zijn de lange rugspierenaan iedere
zijde van den werverkolom ligt er éénzij behooren onder de
sterkste en zijn de langste spieren die het paard bezit. Zij liggen
zijdelings van de doornvormige uitsteeksels der rug- en lendenwervels en
vullen de ruimte tusschen deze, de dwarse uitsteeksels der lendenwer
vels en het bovenste gedeelte van alle ribben. Bij hun oorsprong aan
het darmbeen zijn zij bedekt door de zeer krachtige, op de lenden voor
uitgrijpende, punten van de groote bilspieren (groote darmbeendraaier-
spier), welke daardoor een voortzetting van de lange rugspieren vormen.
Bij paarden, wier achterhand goed ondergrijpt door de dressuur,
ontwikkelt zich de spiermassa op de lenden door beide spieren ge
vormd, vaak tot een kussenvormige verhevenheid aan weêrszijden
der wervels. Deze ontwikkeling is daarom voor een rijpaard reeds
een welsprekende getuigenis.
Het voorste deel van de lange rugspier stijgt omhoog langs
schoft en hals en is bevestigd aan de doornvormige uitsteeksels der
schoft- (eerste 9 rugwervels) en laatste vier halswervels.
Werken de beide lange rugspieren alléén, niet in combinatie met
andere spieren, dan hebben zij geen invloed op de verplaatsing van
het dier en daar het midden dan het vaste punt is, buigen zij alsdan
den rug in en trekken den hals omhoog. (1)
Günther bewijst wederom welk een opmerker hij was van de
practijk, waar hij zegt:
„In allen Schenkelgangen des freien Pferdes genügt seine (van
„de lange rugspier) natürliche Spannuug um der Wirbelsaule die
„hier erforderliche Festigkeit und Haltung zu geben sein Einflusz
(1) Gans: van het paard dat zich agiteert, met verkeerden hala den neus in den wind
steekt, zich zelf pijn doet in den rug en dan in wanhoop dikwijls doorgaat; sterk
ondertreden der achterbeenen door een spoorslag doet dan veelal plotseling even den
hals omkippen en brengt, bjj de noodige vlugheid van den ruiter om er gebruik van
te maken, het paard weêr in de hand.