101 „ist gering. Bei allen Rückengangen dagegen wird seine volle ein- „greifende Thatigkeit in nachdrücklichster Weise in Anspruch genom- „men und ist das Resultat der Leistung in denselben geradezu von „der Kraft der Rüekenmuskeln abhangig. In den Rückengangen wirkt er stets mit den Krappen- und Hinterbackenmuskeln zusammen. „Beim gewöhnlichen Rückengalopp fallt seine von der Natur auf „möglichste Terrainüberschreitung berechnete Wirkung auf Rückwarts- „streckung und auf erheben des Hintertheils weg, und hat er hier „nur, wie beim steigen, das Vordertheil am Hintertheil, mit den Hin- „terschenkeln zu tragen." Ik heb deze passage met voordacht onvertaald gelaten, daar zij allicht van hare zeggingskracht zou verliezen. Zou men niet denken dat een anatoom die (n.b. voor 1866) zoó schreef, voor ons een bevoegd leidsman is bij de studie van de wer king der spieren ten behoeve der africhting en bij de toelichting van werken als die van Plinzner? Opmerking, ook voor de practijk, verdient nog dat de lange rug- spier, gelijk Günther die als één beschrijft, uit twee deelen bestaat, welke door andere anatomen zooals Leijh, Franck, worden onderschei den in lange rugspier en doornspierde eerste vormt dan het bovenste, de doornspier het onderste deel vau de geheele spiermassa welke Günther te zamen lange rugspier noemt. De lange rugspier dan in engeren zin, laat zich duidelijk in een hals- en ruggedeelte onderscheiden en is met de doornspier van af de lenden tot aan het begin van de schoft verbonden. De daaronder gelegen doornspier begint aan de laatste lendenwervels en het kruis- been en is van achteren voor een vrij aanzienlijk deel pezigeerst op de hoogte van den dertienden rugwervel wordt zij hoofdzakelijk vleezig en bevestigt zich met peestakken aan de doornvormige uit steeksels der schoftwervels 5 allengs in omvang verminderend hechten zich de meer voorwaarts gelegen deelen met peestakken vast aan de halswervels tot aan den derden. Günther wijst er op dat bij hoog oprichten van hoofd en hals (hetzij door de hand, dan wel door het martelwerktuig der trekpaarden, ge naamd opzetteugel) het beste deel der kracht van den rug verloren gaat, daar de mogelijkheid voor de lange rugspier om op de doorn-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 112