108 behoorlijk terugtreden onder den ruiter zijn te bewegen of slechts met groote moeite en geduld en na zeer geleidelijk in elkander schuiven. De overige rugspieren hebben voor ons doel weinig belang; slechts zij nog vermeld dat de groote en kleine lendenspieren, welke op de ondervlakte der lenden-en kruiswervels zijn gelegen en zich vasthechten aan de ondervlakte van het darmbeen en aau het dijbeen, er veel toe bijdragen om het verband tusschen lenden en kruis te verzekeren, waaraan zij beteekenis ontleenen voor het onderbrengen van de achterhand. Uit een oogpunt van exterieur is na al het bovengezegde duidelijk, dat voor een rijpaard (gebruikspaard) een korte en breede (gespierde) rug zeer verkieslijk is. Onder rug versta ik hier, gelijk meestal in het exterieur, rug en lenden te zamen. Waar echter groote snel heid verlangd wordt, kan de rug te kort zijn en de ruimte der bewegingen hinderen, zoodat de achterbeenen dan buiten den hoef slag der voorbeenen omgeworpen moeten worden, gelijk men bij ren ners en dravers zoo menigmaal ziet. Toch geloof ik dat, afgescheiden van dit laatste wat men steeds een palliatief moet noemen, het ge brek van een zeer korten rug zeer dikwijls meer dan vergoed wordt door een lang kruis. Het paard toch moet lang zijn, wel te ver staan de afmeting van boeg tot zitbeen en wel langer dan hoog, maar het spreekt van zelf dat die lengte, verdeeld wordende over voor-, midden- en achterhand, aanzienlijk kan zijn bij korten rug en lenden. En zulke uitmuntende lange paarden met korten rug ziet men lang niet zeldzaam onder de eerste klasse volbloeds. Een type was wel Doncaster. Nog verdient vermelding dat, terwijl een horizontale 'lijn van rug en lenden als uiting van groot draagvermogen algemeen gewaardeerd wordt, bij een concaviteit van den rug de schijn kan bedriegen en werkelijk soms bedriegt. Het komt toch bij sommige rassen (die wel is waar geen rijpaarden leveren) met name de Percherons en Condroz voor, dat de min of meer holle rug berust op de respectieve lengte der doornvormige uitsteeksels, welke immers de hoogste pun ten der rugwervels vormen, waardoor de uiteinden van deze te zamen een concave lijn daarstellen, terwijl de lichamen der wervels te zamen een rechte lijn maken. Daar nu de spieren van den rug Dl. I. 1895. 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 114