108 teekenen en later te toetsen aan de uitkomsten. Ofschoon men menigmaal bedrogen zal uitkomen en het dan ook maar verstandiger is daaraan geen ruchtbaarheid te geven, geloof ik toch dat het een uitnemend middel is om allengs meer oog op het paard te krijgen in den toestand, waarin het uit de hand van de natuur komt. Plinzner zegt ook dat voor de beoordeeling van het paard, het tempe rament weinig beteekenis heeft, wijl de mate van prikkelbaarheid der individuen juist door de dressuur wordt vereffend en omdat vaak voor uiting van temperament wordt gehouden datgene, wat zijn grond vindt in de moeielijkneid voor het dier, om wegens lichamelijke re denen, aan het verlangen van den ruiter te voldoen. Tot op zekere hoogte moge dit juist zijn en voor een bepaald aantal paarden opgaan, maar het is niet weg te cijferen dat paarden, om geschikt te zijn tot rijpaard, van huis uit (dus niet bestegen, en ook niet onder den invloed van voor hen onaangename prikkels en van eischen aan welke ze slecht of niet vermogen te voldoen) in alle hunne gedragingen, zoo wel op stal als aan de hand en waar ook, een voldoende mate van levendigheid in den zin van ontvankelijkheid voor indrukken moe ten bezitten, omdat zij anders, zoowel gedurende als nè, de dressuur, buitengewoon onaangename sujetten zijn voor den ruiter. Paarden, die zich onder allerlei omstandigheden kwalijknemend en prikkelbaar betoonen, zullen hun aard onder den man meestal zoo weinig ver loochenen dat slechts superieure ruiters, zij, die in hooge mate de gave bezitten zich te voegen naar het individu onder zich, hen tot die kalmte zullen vermogen te brengen, welke noodig is voor het be hoorlijk luisteren naar de hulpen Maar men heeft immers geen superieure ruiters als remonterijders Nergens, ook in Duitschland niet, dat erkent Plinzner zelf zeer duidelijk. Ik spreek nog niet eens van Indië, waar het door de om standigheden zoo buitengemeen bezwaarlijk is om een eenigszins be vredigend gehalte van remonterijders te krijgen en waar het om die reden zeker wenschelijk zou zijn dat de Sandelwood wat minder tem perament had. Maar aan den anderen kant is juist in Indië gele genheid te erkennen, dat „körperliche Unbequemlichkeiten" dikwijls oorzaak zijn van verzet en van datgene wat men alleen voor zenuw achtigheid en temperament houdt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 119