110
In verband met die verschillende houdingen van rug zal het paard,
't welk daar doorbuigt, hoog loopen met hoofd en hals, terwijl het
paard dat den rug o-ptrekt daareutegen eene lage stelling van hoofd
en hals zal hebben, waarvan wederom afhankelijk is de manier van gaan
der achterbeenen. Plinzner zoekt dus den oorsprong van het gedrag
van het paard in de eerste plaats en hoofdzakelijk in den rug. Dit
is nieuw, want velen hebben zeker tot nog toe gemeend dat de
houding van den rug, doorgebogen of opgebogen, het gevolg was
van het hooger of lager loopen met hoofd en hals. De taak der
africhting is nu volgens P. bij de paarden die den rug doorbuigen,
dezen omhoog te brengen, en bij die welke den rug optrekken dat
lichaamsdeel te doen nageven Gelukt dit, dan worden beide
„Rücken ganger."
In Pruisen hebben volgens Plinzner de meeste schenkelganger een
doorgebogen rug en elders zal dat ook wel het geval zijn. In het derde
hoofdstuk der inleiding geeft Plinzner aau „hoe zich de gymnastische
vorming" van het jonge paard, welke wij africhting noemen, laat
verdeelen en wel in drie hoofdtijdperken, welke ik mij veroorloof
als volgt te vertalen
le het aandrijven der achterhand tegen den teugelhet paard werpthet
gewicht van achterhand en middenhand met ruiter op de voorbeenen.
Plinzner noemt dit „Richtung auf die Schultern."
2e. In evenwicht brengen van het paard door wijken voor en
buigen om het binnenbeen, hetwelk hierbij tot dragende en veerende
krachtsuiting opgeroepen wordt. Ontwikkeling van vrije gangen in
de evenwichtshouding.
3e. Verzamelen van het paard op de achterhand om de even
wichtshouding te bevestigen. Van de dragende en veerende krach
ten der beide achterbeenen wordt meer gevorderd ter verkrijging van
verkorte gangen. De vrije gangen worden tot volkomenheid gebracht.
Met dit stelsel van africhting wordt beoogd het verlangde resul
taat te verkrijgen langs den volgenden geleidelijken weg. Vooreerst
een vaste verbinding daar te stellen tusschen hand en mond (tegen
den teugel drijven, vastmaken van de onderste twee derden van
den hals). Dan, terwijl de beenen de achterhand blijven onder
drijven, bijbrengen van het hoofd en ineenschuiven van den hals om