118 trekkende colonne lucht te geven, maar om tevens te trachten de hoofd colonne tijd te geven opnieuw stelling te nemen. Eindelijk willen wij nog als antwoord op de opmerking van den heer Fanoynagaan, aan welken afstand ten opzichte van de colonne de cavalerie bij de hiervoren beschreven verrichtingen gebonden is, m.a.w. zullen wij trachten de grenzen van de strook aan te geven, waarbinnen de cavalerie met het oog op hare eigen veiligheid kan optreden. Hiervoor moeten wij dus de lengte (diepte) en de breedte der werkingssfeer bepalen. De lengte wordt bepaald door de lijn, die het punt van uitgang met het vijandelijk object verbindt. Ook wanneer de cavalerie langs kampongs is getrokken, waarvan de gezindheid van de bevolking niet te vertrouwen is, hooren wij ons reeds vragen Neen, dan natuurlijk niet, antwoorden wij hierop, daar die gewan trouwde bevolking elk oogenblik kwaadgezind kan optredener is dus van hare gezindheid niets bekend, en verkeert alzoo de cavalerie in het in het begin van dit opstel aangehaalde tweede geval, n.l. „van den vijand is niets bekend," zoodat dan de voorhoedecavalerie in onmid dellijk verband met de voorhoede optreedt. Langs bovengenoemde lijn kan de tijdelijk als zelfstandig verken nende vooruitgeschoven cavalerie gerust op eigen kracht steunende vooruitgaan, mits zij des avonds voor het invallen der duisternis weder binnen het onmiddellijk bereik der eigen troepen is teruggekeerd, dan wel, dat zij voor het invallen der duisternis op een punt is terug gekeerd, waar zij ongestoord alleen den nacht kan doorbrengen. Daar het Nederlandsch Indisch Leger slechts weinig cavalerie bezit, zoo zal de dienst van voorhoedecavalerie bij een colonne uit de ver schillende wapens samengesteld in den regel door één, hoogstens door twee pelotons cavalerie verricht moeten worden. Maar al waren voor het verrichten van dien dienst een eskadron, d. i. 4 pelotons bij een colonne waarvan twee, desnoods drie pelotons, zelfstandig ter verkenning vooruit beschikbaar, dan nog wordt, zelfs in het gunstigste geval, hunne werkingssfeer in de lengte (diepte) bepaald door den eisch, dat zij vóór het invallen der duisternis geheel buiten het bereik des vijands, dan wel binnen het bereik der eigen troepen zijn teruggekeerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 129