129
1855 met een langzamen en een gewonen pas had volstaan, kwam
dus tusschen 1855 en 1860 in het bezit van een versneldenen tus-
schen 1869 en 1872 van een looppasmet verlies van zijn lang
zamen pas.
Behoudens de afwijkingen in de paslengten werden toen in Neder
land en Indië volkomen dezelfde beginselen van onderricht en uit
voering der passen gehuldigd, die echter van de beginselen van 1855
en 1860 in zooverre afweken dat:
le. het onderricht onmiddellijk aan klassen van 6 a 10 recruten
werd gegeven, die volgens de grootte naast elkaar op één gelid
waren opgesteld;
75
2". bij den gewonen pas de voeten nu alleen e.M., dicht
langs den grond vooruit gebracht behoefden te worden en plat te
worden nedergezet, terwijl het gewicht van het lichaam telkens werd
overgebracht op den voet die op den grond stond
3®. de voorgeschreven lengte en snelheid dadelijk werd gevergd
bij den gewonen pas, en de snelheid trapsgewijze werd opgevoerd
bij den versnelden en den looppas, en de duur van beide langzamer
hand op een aantal van 2 a 300 pas werd gebracht.
Het onderscheid tusschen den versnelden- en gewonen pas bleef gele
gen in het meer vooroverbrengen van het bovenlijf.
De looppas verschilde in zooverre van den gewonen pas, dat de
armen daarbij ongedwongen mochten bewogen worden, en bij eiken
pas alleen de bal van den voet op den grond kwam.
Het verdient ten zeerste onze aandacht dat men in 1869/72 in
het reglement afstand deed van de gestrekte knieën en het omlaag
houden van de punten der voeten, iets waarmede men zich in de
practijk waarschijnlijk niet heeft kunnen vereenigen, althans ik heb
tusschen 1876 en 1881 in Nederland en tusschen 1881 en 1886 in
Indiè niet anders gezien dan dat men het „punten van den voet
omlaag, en knieën gestrekt" bleef eischen.
In de Nederlandsche recrutenschool van 1884 wordt die eisch
weder geformuleerd, en ook gezegd dat de voet forsch moest worden
nedergezet.
Bij den looppas moesten daarenboven de teenen en de voetballen
OD